maandag 25 maart 2024

Van bakkersknecht tot mijnwerker, organist en dirigent

Het volgende verhaal is gebaseerd op een gesprek dat ik op 27 februari jl. had met twee dochters van Piet Veerman, Willy en Margriet Veerman. Ze halen herinneringen op aan hun vader Piet (Pieter) Veerman, getrouwd met Mintje Veerman-Dijkstra. De echtelieden verhuisden in 1946 van Friesland naar Zuid-Limburg.

 

Veerman als broodventer in Friesland
 

Het leven in Friesland

In de vroege ochtend van vier oktober 1945 voert bakkersknecht Piet Veerman de gebruikelijke werkzaamheden uit in de zaak van zijn baas: broodbakken en al wat daarbij hoort. Het lijkt een gewone dag maar niets is minder waar. Hij zal die dag in het huwelijk treden met Mintje Dijkstra (in het Fries uitgesproken als ‘Mintsje’). Beiden wonen in hun jeugdjaren in Oostermeer. De Veermannen en de Dijkstra’s kennen elkaar. Maar nog tijdens haar kinderjaren verhuist Mintje naar Nieuw Buinen in Drenthe. Een hernieuwde kennismaking vindt plaats als Piet vele jaren later als broodventer bij de Dijkstra’s aan de deur verschijnt. M: ‘Mijn oma vertelde dat mijn moeder heel hard naar de deur liep als de bakker eraan kwam.’ Piet en Mintje krijgen verkering en die dag is het dan zover dat ze naar het stadhuis gaan om hun huwelijk te bezegelen. Over de daarmee gepaard gaande feestelijkheden is weinig bekend.

W: ‘Hij moest zelfs op zijn trouwdag ’s ochtends eerst nog werken. En ook de volgende ochtend. Ze woonden op een kamer naast de bakkerij. Na de bruiloft, ’s ochtend om vier uur, stond de bakker op het raam te kloppen. Hij moest komen werken. De werkomstandigheden daar waren erg slecht. Slecht behandeld, slecht betaald…’.

Hierin schuilt een belangrijk motief om Friesland te verlaten. In Limburg woont dan al een zus van vader die erg positief is over haar leven in de mijnstreek.

‘In Treebeek waren natuurlijk heel veel Friezen, die ook van de gereformeerde kerk waren. Dat was echt zo’n clubje. Ze spraken ook altijd Fries. Er was dus een Friese gemeenschap hier.’

Van Friesland naar Limburg

W: 'Mijn vader vertelde dat toen ze Oostermeer uit gingen het hele dorp uitliep om ze uit te zwaaien, want ze gingen emigreren. Naar Limburg. Die zag je nooit meer terug. Dat was zo ver weg.'

Hoe de reis van Friesland naar Limburg verloopt weten we niet.

M: ‘Niet met paard en wagen denk ik. Papa kon wel autorijden. En hij huurde weleens een auto.

Ze hadden ook niet veel om mee te nemen. Ze hadden ieder een eigen bestek. Dat hebben we nog. En twee bordjes. Er was ook niet veel te koop in die tijd. Voor de oorlog had je bijvoorbeeld geld om een heel huis in te richten en na de oorlog was het niks meer waard.

De verhuizing vindt plaats in 1946. Piet en Mintje zijn dan in verwachting van hun eerste kind (Willy). Er volgen er meer. Uiteindelijk vormen ze een gezin met acht opgroeiende kinderen.

M: 'Ze hebben eerst hier en daar ingewoond.'

Bakker in Limburg

Piet Veerman gaat weer als bakker aan de slag. Eerst in Hoensbroek, later in Brunssum bij bakker Erkens. 

Zelf kan ik me nog herinneren dat een paard en wagen van bakkerij Erkens regelmatig bij ons in Treebeek door de straat reed.

 

M: ‘Hij is een keer met het paard door de heg gevlogen. Ze hadden een paard en mijn vader zei tegen bakker Erkens: "dat ding is zo wild. Het is niet te hanteren." Toen zei hij "Dat is onzin, laat mij het maar eens proberen". Hij heeft het geweten! Hij zei: "dat paard gaat gelijk weg. Daar hoef je niet meer mee te werken".

Hier was natuurlijk alles katholiek en wij waren protestant. Katholieken mochten echt niet met de protestanten omgaan hoor. Maar bakker Erkens trok zich daar niets van aan. Meneer pastoor kwam bij Erkens om te zeggen "Weet je eigenlijk wel wat je in huis hebt gehaald? Wie bij jou is komen werken? Dat is een protestant!".'

Margriet ontmoette kort geleden bij toeval een dochter van genoemde bakker Erkens.

M: ‘… die herinnerde zich ons nog als gezin. Al die meisjes, dat was zo leuk. En die wist ook nog dat haar vader meneer pastoor had getrotseerd. Plus dat de middenstand Erkens ook met de nek heeft aangekeken. Dat deed je niet, een protestant in dienst nemen. Dat is toch erg, niet?’

Van haar schoonouders, die toen in Schinveld woonden, hoorde ze het verhaal dat toen de kinderen jong waren en buiten wilden spelen de andere kinderen naar binnen werden geroepen. "Niks daarvan. Niet met die protestanten spelen.’’

Muzikaal

Piet Veerman raakt snel ingeburgerd. Hij is zeer muzikaal. In Friesland had hij al enige tijd orgelles en in Limburg krijgt zijn muzikale carrière een vervolg door op zijn vrije zaterdagen een dirigentenopleiding in Heerlen te volgen. Naast zijn werk besteedt hij al zijn energie aan orgelspelen (kerkorganist van de gereformeerde kerk), koren begeleiden, spelen in de fanfare Harpe Davids en muziekles geven. M: ‘Iedereen kende hem ook. Hij heeft natuurlijk zoveel gedaan hier. Als ik door Brunssum liep kon je eigenlijk niet doorlopen want iedereen groette hem: "dag Piet, dag meneer Veerman". Het was Piet en mevrouw Veerman.

De Harpe Davids in de beginjaren
Achterste rij rechts (zonder pet): Piet Veerman

Hij dirigeerde het mannenkoor hier in de kerk, het kinderkoor in de kerk, hij had het baptistenkoor, hij had het hervormde koor en hij had nog een evangelisatiekoor èn ‘De lofstem’. Met het evangelisatiekoor ging hij de straat op. Bijvoorbeeld naar het woonwagenkamp. Ik ben nog weleens mee geweest. Jentje Hoogenboom was daarbij en die ging dan spreken. En hij zong dan met het koor.'

Andere baan

M: ‘Hij was het zat om ’s morgens om vier uur op te staan, te bakken, en dan nog te bezorgen. Op een gegeven moment brak hem dat op.

Hij ging naar de Emma[i], bovengronds. Daar was zo’n muur en daarachter werkte hij. Wij gingen soms weleens met de bus naar Heerlen. Dan wist hij op welke tijd we langskwamen en dan moesten we altijd aan die kant gaan staan en dan stond hij daar en keek over de muur om te zwaaien.'

W: ‘Ik begon stage te lopen bij HOA, dat was een winkel. Dan ging hij ook altijd achter het muurtje staan. Als ik dan de hoek omging bij de Akerstraat stond hij daar te zwaaien.'

M: ‘Toen de mijnen dicht gingen, is hij naar Geleen gegaan, naar het SBB[ii]. Daar had hij, net als bij de Emma, ook weer een leidinggevende functie. Hier (in Limburg) is het steeds beter gegaan. Hij begon steeds beter te verdienen. De mijnen hadden ook heel veel voordelen. Met het hele gezin mochten we bijvoorbeeld naar het Schutterspark, of naar het Steinerbos. Daar kreeg je kaartjes voor. Dat kwam van de mijnen’.

               

In 1988 werd Piet Veerman onderscheiden

met de culturele plaquette van Brunssum

als erkenning voor al het mooie werk dat

hij op muzikaal en bestuurlijk terrein heeft

verricht.

 

De band met Friesland

De Friese taal klinkt beide zussen vertrouwd in de oren. W: ‘Ja, wij verstaan het wel. Als het zou moeten zou ik het misschien nog wel kunnen spreken. Maar dat kost moeite. Papa en mama spraken wel altijd Fries. Hij zei altijd "jullie hoeven geen Fries te praten. We wonen nu in Limburg". Tante Griet (Boorsma, zus van vader), die sprak alléén maar Fries. Die sprak Fries tegen de Limburgers. "Ze moeten me maar verstaan".'

M: ‘In het begin gingen we ieder jaar naar familie in Drenthe. Later, nadat ik getrouwd was met Ger, gingen wij altijd naar Friesland. Vaak even weer naar Oostermeer, familie bezoeken. Even langs het kerkhof. Want daar lagen opa en oma, beppe en pake.’ W: ‘We hadden opa en oma en we hadden pake en beppe. Mijn oma wilde geen beppe genoemd worden. Ze kwamen wel uit Friesland maar dat vond ze zo ouwelijk klinken.’

M: 'Ger was helemaal gek van Friesland. Die ging graag vissen. Dan huurden we een boot en gingen we daar een week varen. Overdag wat varen, ergens gaan liggen en dan ging hij vissen. Ik ging wat lezen.

De laatste jaren hebben Ger en ik papa wat vaker meegenomen. En het was gewoon net alsof hij Friesland inademde als je de grens over ging. Als je Friesland binnenkwam dan was het "Whah", alsof hij thuis was. De laatste keer dat we hem hebben meegenomen zijn we naar Oostermeer gevaren en daar even aan wal gegaan. Op de terugweg… ik moet er nog aan denken, (zus) Anneke was toen ook bij me, toen voeren we weg (pff…) over de Leie. Hij stond op, ging boven op de boot staan en zong het Friese volkslied: "Frysk bloed, tjoch op!" Ja… was heel bijzonder. Anneke en ik, we stonden allebei te janken, tranen over de wangen. Alsof hij afscheid nam van Friesland. Het was ook de laatste keer dat we daar waren.' W: "En toch zou ik er niet willen wonen", zei hij weleens.’

M: ‘Ik ben nou alleen. Dan is het wat lastiger. Maar we hebben nog neven in Friesland wonen. Eén neef is bij het Sneekermeer havenmeester. Daar zijn vaak wedstrijden. Ik vind het verschrikkelijk leuk om daar even naartoe te gaan. Vorig jaar met het Skûtsjesillen ben ik daar nog geweest. Ja prachtig.’

Op mijn vraag of ze helemaal geïntegreerd zijn in Limburg, antwoorden zij: 

M: ‘Ja, ik wel’
W: ‘Ja, ik ben weer thuis. Ik ben eigenlijk wel makkelijk wat dat betreft. Ik heb overal gewoond: in Den Helder, in Leiden, in Rotterdam, Afrika. In ieder geval… nu zijn we dan weer terug, door omstandigheden natuurlijk. Door de ziekte van mijn vader. Dan denk ik bij mezelf ik vind het hier ook goed. En het is ook wel leuk want ik heb hier mijn zusjes natuurlijk. En Richard (echtgenoot) heeft het hier ook naar zijn zin, ondanks dat hij geen Limburger is.’

Het gezin Veerman-Dijkstra (+ 1960)

Of zij zichzelf Limburgs zouden noemen?

W: ‘Dat ook weer niet. Weet je wat het is. Als iemand het over Friesland heeft dan ben ik Friezin. En als het over Limburg gaat dan ben ik ineens Limburgs. Maar Friesland, dat zit toch in je’.

M: ‘Het Fries bloed zit wel in me.’



[i] Eén van de Staatsmijnen, gelegen op de grens van Hoensbroek en Brunssum.

[ii] Het Stikstof Bindings Bedrijf (later DSM geheten).