dinsdag 19 maart 2019

Amsterdam-Heerlen-Friesland-Heerlen, op de vlucht voor verklikkers

Het 'Monument voor het Ondergedoken Kind en Beschermer'
in Amsterdam



In mijn blogbericht van eind november heb je kunnen lezen hoe de peuter Ronny en de kleuter Johnny, gescheiden van hun Joodse ouders, rond 1942 bij respectievelijk de familie Jeeninga en de familie Wijnsma terecht kwamen. Deze Friese families waren bereid hun huis open te stellen voor onderduikers gedurende de Duitse bezetting. Hoewel ze vlak bij elkaar in de buurt woonden, hebben beide families van elkaar niet geweten dat ze een onderduiker in huis hadden. In het geval van Johnny Kijl speelde Friesland nog een extra bijzondere rol. Hier (ver)volgt zijn verhaal.

Ik kwam bij de familie Wijnsma. Ze hadden zeven kinderen. Ze waren heel christelijk, heel vroom. Vader werkte in de mijnen. Hij zei: 'Ik vind het goed dat we een onderduiker nemen, maar - ze hadden één dochter, die was niet getrouwd - dan moet jij dat doen.' Dat was Dirkje. Dirkje heeft mij eigenlijk als haar zoontje op laten groeien. Die andere kinderen waren wat groter. Zij werkte in het ziekenhuis.

Ik mocht overdag nooit buitenspelen, want er woonde in de buurt iemand die fout was. Dat was een politieagent. Dat was levensgevaarlijk. Die man kwam regelmatig bij ons thuis, over onderduikers praten. 'Wij hebben niemand. Wij doen daar niet aan', maar toen zat ik er wel! Eén van die zoons had de achterwand van de toilet eruit gehaald. En die had hij opnieuw geplaatst. Dat kon je niet zien. Dat was weer helemaal betegeld en alles. Daar was een ruimte achter. Als er onraad was, dan werd die plaat eruit gehaald en dan moest ik daarachter gaan zitten. Daar was een stoeltje en dan ging Dirkje op het toilet zitten. Als er Duitsers binnen kwamen om te controleren, zat zij op het toilet. Ik hoorde ze wel praten.
Toen was ik ondertussen al vier jaar. Ik was een klein Joods jongetje met zwart haar. Dus dat viel op. Ik mocht ook niet in de tuin spelen. Ze hadden geen mensen boven zich, maar de buurman, dat wisten ze, die was ook niet goed. Dat was een verklikker. Ja die buurman kwam ook vaak daar binnen. Die voelde blijkbaar iets. En dan zat ik steeds daar in dat hokje.
Die Duitsers reden ook met auto’s door de straten. Eén keer speelde ik wel buiten en toen werd ik overreden door zo’n vrachtwagen. Ik heb nog een litteken op mijn been. Toen moest ik naar het ziekenhuis. Dat is allemaal gevaarlijk geweest. Nou ja, die Duitsers lieten het allemaal gaan en ik ben daar goed uitgekomen. Maar er werd toch ook gezegd: 'Ja, maar daar zit een ondergedoken kind.' En toen is Dirkje, toen ik uit het ziekenhuis kwam, ’s avonds laat door de achtertuin gevlucht naar haar familie, naar beppe en pake uit Friesland. 

Ze woonden bij Sneek in de buurt. In zo’n dorpje. En daar heb ik gezeten met Dirkje. Een soort boerderijtje was het. Ik heb een half jaar in Friesland gezeten. En toen ben ik weer teruggegaan naar Heerlen, weer terug bij haar familie. Toch werd het weer gevaarlijk. Toen werd ik ergens anders in Heerlen geplaatst, met Dirkje. Die is erbij gebleven. Het was haar kind.


Dat steeds naar een andere plek moeten verhuizen is hem niet in de koude kleren gaan zitten. Hij zegt daarover:

Je moet rekenen, ik kwam uit Amsterdam. Dat was een heksenketel. Toen naar Hoorn. Toen ben ik naar Heerlen gegaan, bij mijnwerkers. Ze hadden drie zoons die allemaal in de mijn werkten… Die vader ook, dochters... het waren hele vrome mensen. Toen naar Friesland, naar weer heel andere mensen. Ze waren ook heel anders gekleed. Ik zie die man nog met zo’n petje op en de vrouw in dracht. Dat waren hun opa en oma. En toen daar vandaan weer terug naar Heerlen en toen ging dat weer niet goed. En toen ben ik… waar ik toen gezeten heb dat weet ik niet meer. Dirkje is er wel bij gebleven. En toen was de oorlog afgelopen… Daar sta je. Dan weet je niet waar je thuis hoort…

Oorkonde voor Dirkje

zondag 3 maart 2019

(Ook) Friezen in Limburg vieren carnaval




VOORAF
Excuus… maar wanhoop niet.
Ik realiseer me dat tussen het tijdstip van het laatst geplaatste bericht en nu een diepe kloof gaapt. Soms gaan andere zaken in het leven voor. Het ritme waarmee op mijn blog nieuwe berichten verschijnen is daardoor onregelmatig van aard. Ik heb zo gelukkig geen last van bloggerstress.
Met trots kan ik vermelden dat het driejarig jubilieum van Friezen in Limburg al een feit is.
Dit was toen…


We gaan de lucht in…

Bijna op de scheidslijn van 2015/2016, dus nog net in het ’jaar van de mijnen’, gaat deze blog van start.

Dit is NU: 

HET IS WEER CARNAVAL

Nog maar weinig nu in Limburg wonende nakomelingen van Friese migranten zullen er weet van hebben. Er was een tijd dat gereformeerde Friezen anti-carnavalsavonden organiseerden. Zij vonden carnaval maar een losbandig zuipfeest. Dat paste geheel niet in de levensstijl van de gereformeerden. Maar zaken kunnen snel veranderen.  Ik zal dat illustreren aan de hand van de ontwikkelingen binnen het gezin waarin ik opgroeide.

De laatste anti-carnavalsavond die georganiseerd werd in het gereformeerde Jeugdhuis in Treebeek zal hebben plaatsgevonden omstreeks halverwege de jaren ’60. Mijn broer (1947) was één van de organisatoren. Hij was binnen ons gezin de oudste. Daarna volgden met tussenpozen van twee of drie jaar nog drie kinderen. Een ‘nakomertje’ sloot de rij. Toen deze jongste zus haar tienerjaren beleefde hadden de oudere zussen en broers het ouderlijk nest al verlaten. Zij had geen weet van anti-carnavalsavonden. Integendeel, zij stortte zich zonder scrupules, samen met haar Limburgse vriendinnen, in het carnavalsgedruis.

Hoe snel kan het gaan!

Treebeek 2014


          Kleindochter van Friese Skûtsjeschipper 
            die in 1928 naar Limburg emigreerde om 
          mijnwerker te worden. Hier samen met 
           haar dochter, gereed om deel te nemen 
                 aan de (mini) carnavalsoptocht te Treebeek.