In de vorige aflevering d.d. 16 nov. 2022 beschreef Gerrit Bosch hoe hij ertoe kwam om op zoek te gaan naar zijn 'roots',
Hieronder leest u over de carrière van zijn opa in Friesland en de verhuizing die daarop volgde naar Limburg.
Aflevering 2
Mijn opa heette Siebe maar in zijn trouwboekje staat Sijbe Bosch. Sijbe (1881-1969) wilde schipper worden. Direct na de lagere school in Blija (Fr.) begon hij zijn loopbaan als schippersknecht op een beurtscheepje, een soort vrachtscheepje, dat tussen de dorpen voer. Het schip waarop hij voer had een mast die bij bruggen op en neer gelaten kon worden met behulp van een zware steen die als contragewicht aan het ondereind van die mast zat. En dáár raakte Sijbe’s hand op een ongelukkig moment onder bekneld. Het gevolg was een behoorlijke beschadiging aan zijn rechterhand. Tot op hoge leeftijd zou hij er bij koud weer nog last van hebben. Dit ongeval betekende het vroegtijdig einde van de zojuist begonnen schipperscarrière. Wat hij daarna is gaan doen blijft in rook gehuld. Grappig genoeg past dat wel bij opa want hij rookte stevig sigaren van het merk 'Uiltje'.
(Opa) Sijbe Bosch met sigaar |
Als kind al wilde ik weten wat hij allemaal gedaan had maar het enige antwoord was ‘dat opa van alles en nog wat had gedaan, als hij er maar geld mee kon verdienen’. Daar word je niet veel wijzer van. Hoe het ook zij, op een gegeven moment kreeg hij een baantje bij de bakker in het dorp. Hij had gevoel voor het bakkersvak en het zag er naar uit dat hij zijn levensbestemming had gevonden. Ongeveer in dezelfde periode leerde hij Froukje Hoekema kennen op wie hij smoorverliefd werd. Froukje gaf handwerkles aan de Christelijke school in Hallem (Fr.). Volgens mijn oom Dirk vond zij de status van Sijbe maar 'zo-zo'. Ze twijfelde of ze wel in zee moest gaan met deze energieke jongen. De verkering ging dan ook aan en uit, aan en uit, aan en uit... totdat moeder Hoekema haar dochter ernstig toesprak. Zij vond dat Sijbe een te goeie jongen was om zo behandeld te worden door haar dochter en ze zette Froukje voor het blok: je zegt ja of nee tegen Sijbe. Het werd ‘ja’.
De verkering was nog maar net aan of Sijbe kreeg een baan op Ameland aangeboden. De bakker in Hollum was overleden en zijn weduwe wilde de zaak voortzetten. Sijbe werd er ‘baasknecht' en ontplooide zich als een volwaardige bakker. Hij leefde er helemaal op en voelde zich gesterkt door zijn positie. Toch bleef hij maar één jaar op het eiland want toen hij merkte dat de bakkersvrouw ‘op hem viel’ en meer van hem wilde, vluchtte hij weg. Opa was en bleef trouw aan zijn Froukje en keerde terug naar het vaste land.
De bakkerij van Sijbe Bosch in Kortezwaag |
Sijbe had goed kunnen sparen tijdens zijn verblijf op het eiland want hij werkte er tegen kost en inwoning en ontving daarnaast een rijksdaalder per week. Behalve goedkope sigaren kocht hij niks voor zichzelf. In de familie is het een legendarisch verhaal dat hij die rijksdaalders in een kledingkist (ik zie de hutkoffer nog voor me) verborgen hield en elke week even na telde. Froukje verdiende met naaien een redelijk inkomen en kreeg daarnaast fl. 70,- per jaar van de school waar ze les gaf. Op een gegeven moment had ze fl. 299,84 gespaard en Sijbe had (mij onbekend hoeveel) genoeg rijksdaalders gespaard waardoor ze besloten te trouwen. Voorzien van al dat geld namen ze in mei 1906 een bakkerij over in Kortezwaag bij Gorredijk.
Met een hondenkar ventte Sijbe het brood uit. Hij werkte hard maar werd veel tegengewerkt door zijn omgeving. In 1912 besloot hij een grote bakkerij te kopen in Ureterp. Die bakkerij bracht hij tot bloei maar ook hier ging dat niet vanzelf. Opa vertelde me dat hij hier de 'Gereformeerde bakker' werd genoemd. De meeste bakkers in het dorp en de directe omgeving waren Katholiek.
Ureterp Gereformeerde Kerk en pastorie |
Die hadden een voordeel ten opzichte van opa want de gemeentelijke broodcontroleurs (ik had er nog nooit van gehoord) waren ook Katholiek. Zij kwamen regelmatig langs. Elk brood moest voldoen aan een bepaald gewicht. Als ze bij opa kwamen pakten ze bij voorkeur een oud brood, een brood dus wat al een beetje droger was geworden en dus lichter van gewicht. Tja, het is een mededeling van de Gereformeerde bakker uit Ureterp zelf, ik sta niet in voor de betrouwbaarheid van deze overlevering. Kennelijk moest opa regelmatig, volgens hem onterechte, boetes betalen. Toch heeft hij hier samen met zijn vrouw en kinderen een goeie tijd gehad.
Opa werkte hard, eigenlijk te hard. Hij was 38 jaar toen de huisarts hem adviseerde lichter werk te gaan doen en vooral gezonde lucht op te zoeken. Opa was astmatisch en volgens de dokter zou hij een allergie hebben voor bepaalde bakkersproducten.
Met deze diagnose in de hand nam opa een bijzondere beslissing. Hij vertrok naar het bosrijke zuiden en streek er neer in de oostelijke mijnstreek. Ik heb het altijd een bizar verhaal gevonden. In mijn beleving was de zee- en polderlucht in Friesland toch zuiver en schoon zou je zeggen. Als kind al vroeg ik mij af of opa dan geen last had van het mijnstof dat regelmatig neerdwarrelde op de witte was van mijn moeder.
Maar goed, de Gereformeerde bakker uit Ureterp, die zo vaak door zijn Katholieke streekgenoten was tegengewerkt, vertrok met zijn gezin naar Limburg, zo ongeveer het bolwerk van de kerk van Rome. En Froukje? Froukje wilde niet, ze wilde Friesland niet verlaten en inruilen voor Limburg! Maar ja, opa was het hoofd van het gezin en oma moest haar volgen. En oma gehoorzaamde, maar zonder enige vorm van overtuiging.
Opa had een advertentie gelezen in de krant over een hoenderpark in Douvergenhout (L.). De eigenaar, ene Dijkstra, zocht een compagnon voor zijn bedrijf. Nadat opa belangstelling had getoond kwam Dijkstra naar Ureterp om de zaak met opa te bespreken. Hij nam een boer uit het Limburgse dorp mee die zou kunnen bevestigen dat het hoenderpark een goed lopend bedrijf was. Meneer Dijkstra en boer Kleuters bleven zelfs een nachtje slapen. Kleuters zou later vertellen dat hij tot z’n grote verbazing had moeten slapen in een 'koets', want zo typeerde hij de hem onbekende bedstee.
Voordat opa een beslissing nam moest er in ieder geval nog één probleem worden opgelost: er was in de directe omgeving van het hoenderpark geen Gereformeerde kerk aanwezig.
Ja, in Heerlen, maar dat was volgens opa te ver weg. Een zwager verdiepte zich in de kwestie en ontdekte dat er spoedig een Gereformeerde Kerk in Treebeek zou komen. Het licht sprong meteen op groen. En zo verkocht opa eind 1919 zijn bakkerij in Ureterp en werden de koffers gepakt. Opa en oma kregen vijf kinderen: Lieuwe (mijn vader) in 1907, Dirk in 1908, Jo in 1911, Hillebrand in 1913 en Jan in 1918.
Mijn vader was dus amper 12 jaar toen het
plan rijpte om naar Limburg te verhuizen. De lagere school had hij op een half
jaar na doorlopen en opa had hem gezegd dat hij nodig was in de nieuwe ‘zaak’
in Limburg. Dirk had een studiehoofd en moest volgens opa naar de
Middenstandsschool in Heerlen zodat hij later de boekhouding van het bedrijf
zou kunnen gaan doen. Jo was voorbestemd voor het huishouden en Hil en Jan…
dat zien we later wel.
Mijn vader was er vol van om naar Limburg te verhuizen. Hij was nieuwsgierig en zag het helemaal zitten. Maar de gang naar Limburg heeft hij bijna gemist. Enkele weken voordat het gezin naar het zuiden zou vertrekken had de winter zich van z’n beste kant laten zien. Er lag een dik pak sneeuw en de sloten waren dicht gevroren. Terugkomend van een boodschap voor oma, liep hij door de besneeuwde weilanden naar huis en was even niet oplettend genoeg. Hij liep over een bevroren vaart om de weg naar huis af te snijden. Het ijs had kennelijk niet de dikte die de goedkeuring verdient van de rayonhoofden van de Elfstedentocht want Lieuwe zakte er doorheen. Hij ging helemaal kopje onder – erger nog, hij spartelde onder het ijsdek. En hij deed wat veel mensen doen, hij keek naar boven waar het licht was en bewoog zich in die richting en niet naar dat donkere plekje waar het open wak zich bevond. Het lukte hem niet om uit het water te komen. Hij was bang, doodsbang en had maar één gedachte: nu ga ik niet naar Limburg en dat, zo vertelde hij me, was voor hem een onverdraaglijk gedachte.
Friesland in de sneeuw
Maar zie, soms zijn er reddende engelen in de buurt. Een boer die mijn vader in de vaart had zien verdwijnen was aangesneld en liep voorzichtig (de woorden van mijn vader!) over het ijs, sloeg met een priem het ijs kapot waaronder Lieuwe spartelde en trok hem voorzichtig uit het water. En zo, hoe gek het ook klinkt, kon mijn vader 29 jaar later mijn vader worden. Hij had het verschrikkelijk koud. De boer gaf ‘m één advies: ren naar huis, blijf rennen, sta niet stil, blijf rennen hoe ver je ook moet. En dat heeft hij gedaan. En zo kon ook Lieuwe enkele weken later, op 13 januari 1920 om precies te zijn, aan het Limburgse avontuur beginnen dat opa had uitgestippeld.
Het eerste deel van de reis naar Limburg voerde met paard en wagen naar Leeuwarden. De wagen was volgepakt met koffers. Meubels gingen niet mee. Die zouden later worden gebracht en trouwens er zouden in het Limburgse huis veel meubels staan volgens Dijkstra. In Leeuwarden overnachtte het gezin in een hotel tegenover het station. Zoiets hadden de kinderen nog nooit meegemaakt! De euforie duurde niet lang want de volgende morgen moest iedereen vroeg uit de veren omdat de trein naar Zwolle al om 07.00 uur vertrok.
Hoe de reis precies verliep hebben mijn vader en zijn broers me nooit kunnen vertellen. Ze vonden het zelf heel raar dat ze daar geen herinnering meer aan hadden. Het enige dat ze konden vertellen was dat ze de koffers een paar keer van de ene naar de andere trein hebben versleept. De treinen reden kennelijk op tijd want ze arriveerden al om 14.00 uur op het station van Nuth. Dijkstra zou hen daar ophalen met een paard en wagen. Maar wie er ook kwam, geen Dijkstra, laat staan een paard en wagen. Na een poos kreeg opa er genoeg van en liep het dorp in waar hij net zo lang navraag deed totdat hij iemand vond die bereid was hem en zijn gezin naar Douvergenhout te brengen. Halverwege deze tocht kwamen ze een krakkemikkig vehikel tegen. Dat bleek het rijtuig te zijn dat Dijkstra had gestuurd om hen op te halen. Ik vermoed dat bij opa heel geleidelijk zich een wrevelig gevoel begon te ontwikkelen voor zijn nieuwe zakenpartner.
Ansichtkaart Douvergenhout. Rechts op de foto twee kinderen van de fam. Bosch: tussen de emmers dochter Jo en naast haar Jan, de jongste zoon.
De familie werd ontvangen op Hoenderpark Wilhelmina waar Dijkstra en zijn pseudo-deftige vrouw woonden (de typering is van mijn oom Dirk). Dit huis had alle kenmerken van een Limburgse boerderij: een carré-vorm met geen ramen aan de buitenkant, een grote poort en een binnenplaats waar alle ramen en deuren van het huis en de stallen op uit kwamen. De kinderen wisten niet wat ze zagen en binnen was het ook nog vreemd ingericht en het rook er raar. Vooral die Dijkstra en z’n vrouw waren vreemde mensen. Iedereen, ook mijn opa en oma, kreeg een onbehaaglijk gevoel.
Na de kennismaking bracht Dijkstra het gezin naar hun tijdelijke woonadres. Dat bleek het huis te zijn van de familie Feits. Mevrouw Feits was een rondborstig dame die een winkeltje had dat 'de pom' werd genoemd omdat er appels werden verkocht. Volgens mijn vader zag ze er zelf ook als een pom uit.
Mevrouw Feits was aardig voor de kinderen en zij stelde mijn grootouders een beetje op hun gemak. Haar woonhuis had ze voor de familie Bosch beschikbaar gesteld terwijl ze zelf in het achterhuis ging wonen. De woonkamer had een tegelvloer. Oma vond dat vreselijk; zij was in Ureterp een mooie houten vloer gewend met een mooi geknoopt kleed. Ze liet haar ongenoegen blijken en opa, die wel voelde dat hij z’n vrouw voor dit avontuur nog steeds moest winnen, legde er in de volgende dagen meteen een houten vloer overheen.
Gerrit Bosch
Wordt vervolgd.
Over enkele weken volgt aflevering 3 waarin Gerrit vertelt over de avonturen van de familie Bosch in Limburg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten