vrijdag 15 mei 2020

Friezen in Limburg in WOII - deel 4: Spanning en opluchting. Toen we bevrijd waren …



Het verhaal in mijn vorige blog van 4 mei, met het interview met Ina Jeeninga-van Manen, zette een nicht van haar ertoe aan om ook een aantal herinneringen aan de oorlogsjaren te noteren. De nu 89-jarige Eeke van der Weij-Smedema mailde mij het volgende:
‘Ik herinner mij het verhaal van Ina over de bom op Treebeek nog heel erg goed. Ina haar moeder was immers een jongere zus van mijn moeder en zij was behoorlijk geschrokken toen ze hoorde van de bom op de Maanstraat. Ook ik ken het verhaal dat Ina in haar bedje lag tussen de glasscherven. Ze konden dus niet meer in dat huis wonen. Hen werd toen een huis aangeboden in de Passart, een wijk van Treebeek. Volgens mij hebben ze daar gewoond totdat het gezin emigreerde naar Canada.

Dit alles geeft mij de gelegenheid om over Sonja Wagenhuis te vertellen, het joodse meisje dat eind juni of begin juli 1943 in ons gezin kwam. Mijn moeder lag in het kraambed van mijn broertje Kees, die 24 juni 1943 is geboren, en de eerste nacht van zijn leven voor een groot gedeelte in onze kelder heeft doorgebracht. Dit kwam doordat er weer eens bommenwerpers richting Duitsland gingen, die over ons huis en de Emma vlogen en er dus weer alarm was afgegaan. Op een dag kwam oom Teunis (de vader van Ina) bij ons en vroeg onder andere mij of ik eens bij hen langs wilde komen. Zij hadden een meisje in hun gezin opgenomen, Sonja, en omdat zij veel ouder was dan hun kinderen toen waren, voelde ze zich erg alleen. Ik heb dat dus gedaan, vond het spannend, en heb Sonja ook meegenomen naar ons huis en ons gezin.
En al gauw daarna vroeg Sonja of ze bij ons mocht komen, wij waren allemaal wat groter dan bij mijn oom en tante. En na rijp beraad, en overleg met het verzet, is Sonja bij ons gekomen en heeft bij ons gewoond tot het einde van de oorlog. Ik had een zusje, zomaar opeens!! We konden goed samen met elkaar.
In het begin kwam Sonja ook gewoon buiten, en ging ook met ons mee naar de kerk zondags. Maar toen werd op een keer door dominee Bouma gevraagd de joodse kinderen die in de gemeente ondergedoken waren, en dat waren er meerdere, niet meer mee te nemen naar de kerk. Het werd te gevaarlijk. En al gauw daarna mocht Sonja ook niet meer naar buiten. Naast ons woonde een NSB-gezin, gelukkig niet erg fel, want zij moeten hebben geweten dat Sonja bij ons was, want van tijd tot tijd werd er in de tuin, als mijn broertjes buiten speelden, wel eens naar Sonja geroepen. Ook is Sonja een paar keer weg gemoeten omdat er mogelijk een razzia kwam. Mijn vader, die op de Emma werkte, werd dan gewaarschuwd door iemand van de mijnpolitie die bij ons in de straat woonde, en dan moest er plek voor Sonja gevonden worden. Zo is ze wel eens meegegaan met onze melkboer, die wist dat ze bij ons was, en had aangeboden dat, als het moest, ze met met hem mee naar zijn boerderij in Schinnen kon!

En ik heb haar wel eens weggebracht naar beppe en tante Marie, die op de Molenberg woonden. Het regende die avond, dus Sonja kon haar capuchon opzetten, ook in de tram naar Heerlen, en vanaf het eindpunt aan het Wilhelminaplein moesten we samen naar de Molenberg lopen door het Aambos.

Bron: Rijckheyt.nl | Oliemolenstraat (1942). "Steile berg". Links en rechts het Aambos.

Ik vond het best eng, weet ik nog wel, ik was toen ook nog maar dertien jaar. Eigenlijk een grote verantwoordelijkheid voor zo'n jong meisje. Maar ik wist best veel in die tijd. Ik denk, dat ik die nacht ook bij beppe en tante Marie heb geslapen en de volgende morgen terug ben gegaan.
Toen we bevrijd waren, op 19 september, en ook Sonja weer naar buiten mocht, keken alle buren en overburen stomverbaasd naar haar: waar komt die opeens vandaan! Ik voelde me trots toen.
We hoorden toen ook dat de ouders van Sonja omgekomen waren in Auschwitz, maar dat een oudere broer van haar, die in Noord-Holland ondergedoken had gezeten, nog wel leefde. Ze had ons nooit verteld dat ze een oudere broer had, haar ouders hadden haar op het hart gedrukt daar niet over te praten. Sonja is later naar een tehuis voor joodse weeskinderen in Soest of Soesterberg gegaan, en van daaruit zouden al die weeskinderen naar Israël gaan met een boot.
Ik heb nog wel naar haar gezocht later, maar ze was niet meer te vinden. Ook diegene die een reünie heeft georganiseerd voor alle joodse kinderen die in Brunssum of Treebeek ondergedoken waren heeft naar haar gezocht, maar tevergeefs. Sonja had vanuit dat kinderhuis wel naar mij geschreven, maar mijn moeder heeft min of meer verhinderd dat ik terug schreef. Ze zei: “Sonja is weg en zal niet meer terugkomen. Je kunt haar het beste proberen te vergeten”. En dus was ik toen mijn zusje weer kwijt!! Het is best mogelijk, dat ze inmiddels is overleden. Ze was een paar jaar ouder dan ik’.




In mijn vorige blogbericht schreef ik dat het lot van het vierjarige zoontje van dhr. en mevr. Wesly nooit is opgehelderd. Dat is echter niet juist. De trieste geschiedenis van dit kind is wel degelijk gedocumenteerd. Het is na te lezen via de volgende link