vrijdag 9 november 2018

Friezen in Limburg in WOII - deel 1.

In de aanloop naar 2019, het jaar waarin het 75 jaar geleden is dat het zuiden van Nederland werd bevrijd van de Duitse bezetting, ga ik aandacht besteden aan Friezen in Limburg die een rol speelden in het verzet of betrokken waren bij het onderbrengen en het verborgen houden van joodse kinderen en volwassenen in Friese gezinnen. Het is aannemelijk dat er 2400 joden in Limburg waren ondergedoken. Dat is relatief veel vergeleken bij de rest van Nederland. In Limburg hebben ongeveer evenveel katholieke als protestantse gezinnen een schuilplaats aangeboden. Dat betekent dat relatief meer protestantse gezinnen onderduikers herbergden.(1) Zij vormden immers een kleiner aandeel in de bevolkingsomvang. Aangezien van alle noorderlingen de Friezen de grootste groep vormden is het waarschijnlijk dat een groot aantal Friese families joodse onderduikers in huis had.


Zowel mijn pake en beppe Jeeninga als mijn pake en beppe Spinder hadden onderduikers in huis.
Mijn enkele jaren geleden overleden oom Kees Jeeninga wist zich nog te herinneren hoe zijn ouders er toe gekomen waren om een joods kind in huis te nemen. Het verhaal dat nu volgt, werd uit zijn mond opgetekend door zijn vrouw Ans.

`Op een van de zondagen dat heit en mem naar de kerk liepen, kwamen ze in het villapark voorbij een mooi groot huis waar volgens mem altijd joden hadden gewoond. Ze merkte op dat de villa nu leeg was en vroeg zich hardop af waar deze mensen waren gebleven. Dit zal tussen het begin van de oorlog en 1941 hebben plaats gevonden.
Mem besprak dit met hun dominee Pontier en zo hoorde ze het verhaal dat de dominee per trein naar onder andere Amsterdam ging om joodse kinderen op te halen voor onderduik in Heerlen.
Ook aan mem werd de vraag gesteld of ze wilde meehelpen om kind(eren) op te vangen. Ze wilde geen baby ”daar had ze er genoeg van gehad“. Hun jongste kind was immers in oktober 1938 geboren. (Hij was het negende kind.)

Op een zekere morgen in 1942 kwam mem met een meisje op haar arm de slaapkamers langs om te vertellen “dit is jullie nieuwe zusje Ronnie”.
Met het verhaal erbij dat “tijdens de bombardementen in Rotterdam de vader en moeder van Ronnie om het leven waren gekomen en daarom kwam ze hier wonen”.
Ronnie had veel vrijheid in de buurt, ging graag naar de buren, ze was een vrolijk meisje.’ 
In een interview dat ik recent met Ronnie had, antwoordt zij op mijn vraag  ’Speelde je gewoon buiten?’: 
’In een mum van tijd was iedereen bekend met het feit dat ik gewoon een dochter was, dat we zusjes waren. Ze waren allemaal donker: donker haar, donkere ogen, ik leek sprekend op ze. Alleen er was nog een meisje, Jetty. En Jetty was ouder. En Jetty mocht niks. Jetty zag er heel Joods uit. Ze moest heel erg oppassen. Ze was al twaalf. En ze was boos, heel boos. Dus die begreep het niet. Als er gebald werd, moest zij binnen zitten, moest ze de bal binnen opvangen’.   [Het verhaal van Ronnie wordt vervolgd.]


Over de betrokkenheid van Friezen bij onderduik en verzet valt nog heel veel te vertellen. De komende tijd zal ik daar meerdere berichten op deze blog aan wijden.



(1)  Ik baseer deze gegevens op: Rens, Herman van (Hilversum 2013), Vervolgd in Limburg. Maaslandse monografieën | 76

Geen opmerkingen:

Een reactie posten