dinsdag 27 november 2018

Twee kinderen op reis naar Heerlen





Dit verbeeldt wat gebeurd is met de kinderen die weggebracht zijn in de oorlog. Het is een man met een kind. En dat kind heeft een koffertje bij zich. 
Aan het woord is Johnny Kijl. In mei van dit jaar spreek ik hem in zijn woning in Amstelveen uitgebreid over de oorlogsjaren en zijn verdere levensloop.

Als zo rond 1942 het risico voor joden in Amsterdam om opgepakt en afgevoerd te worden naar een kamp steeds groter wordt besluiten de ouders van Johnny om samen met zijn oom en tante onder te duiken. Die oom en tante hadden een dochtertje. 
Zij met z’n vieren, mijn ouders en een tante met haar man gingen onderduiken in het huis naast Anne Frank. Ze zaten naast het achterhuis. De kinderen konden ze niet meenemen. Het enige wat m’n moeder meenam was de poes. Noortje was dat, die heeft ze meegenomen en die heeft aan die onderduik meegedaan. Die zaten met z’n vieren in zo’n kamer van het achterhuis. Met z’n vieren slapen, eten… Ze moesten er dik voor betalen hoor.
Maar ja, mijn moeder kon haar zoontje niet meenemen en mijn tante haar dochtertje niet. Ze kenden via via iemand en die heeft gezegd: ik zorg dat die kinderen worden opgehaald. Mijn tante en mijn moeder moesten lopen in Amsterdam, dat is dat beeldje met dat koffertje, naar het Amstelstation. Zij liepen daar in die buurt. Ze mochten niet omkijken. Ze moesten gewoon doorlopen. Van de andere kant kwamen twee mannen aangelopen. Ze wisten niet wie het waren… en die pakten die kinderen. Dus mij en mijn nichtje. Mijn moeder moest doorlopen. Ik begreep niet wat er gebeurde als klein jongetje. Er is toen gewacht tot ’s avonds laat, want ze mochten niet opvallen met die kinderen. Ze zijn op de fiets naar Hoorn gereden. Want een auto viel ook weer op. Ze wisten dan fietspaden, binnendoor. We zijn terecht gekomen bij een familie. De man was een schoolleraar. Ik heb toen vreselijk gehuild, toestanden… Ik kon daar niet blijven. Mijn nichtje wel. Toen moest ik via de ondergrondse weg daar. Die mensen hadden connecties in Heerlen, familie of kennissen. Toen hebben ze mij naar de familie Wijnsma gebracht.



In het vorige blogbericht heb ik Ronnie geïntroduceerd. Over haar eerste twee levensjaren kan ze weinig zeggen:
Ik heb al gezegd dat ik heel weinig weet. Het waren geen praters, mijn ouders. Ik heb een oom, die is 96 geworden en die wist nog alles. Daar heb ik nog wel eens wat aan kunnen vragen. Hij was getrouwd met een zusje van mijn vader. Hij was in de oorlog ook in Bergen-Belsen, samen met heel de familie van mijn ouders. 
Ik heb ook nog in Westerbork gezeten, als baby.
De hele familie van mijn vaders kant is op een gegeven moment naar Westerbork verbannen. Ik had een rijke opa en die heeft zich vrij gekocht bij de Duitsers. Toen zijn we allemaal uit Westerbork weer terug naar Amsterdam gegaan. Toen hebben ze mij laten onderduiken bij een broer van mijn vader, die getrouwd was met een niet-Joodse vrouw.
Ik heb ook ergens in het weeshuis bij het Concertgebouw gezeten… en daar ben ik vandaan geplukt, dacht ik…



Ik weet, allemaal verhalen van horen zeggen, dat ik met een jongetje, Johnny Kijl, dat we met de trein naar Limburg zouden gaan en dat we te laat waren. En de trein met allemaal andere kinderen, waar wij ook in hadden moeten zitten, is aangehouden en al die kinderen zijn doorgestuurd. En alleen wij hebben het gered. Maar hoe ik aan dat verhaal kom, ik weet het niet…
Er moet een engeltje op onze schouders gezeten hebben. Dus dat weet ik. Ik weet dat ik als `Rotterdammertje` in Heerlen kwam. Ik was zogenaamd een kind van bij een bombardement omgekomen ouders.

Zo kwam Ronnie dus terecht bij de familie Jeeninga - Van Kalsbeek (mijn pake en beppe). Wijnsma en Jeeninga, twee Friese families, ze woonden in dezelfde straat op de Molenberg in Heerlen. Beiden boden een schuilplaats aan een joods kind. Zowel Johnny als Ronnie overleefde de oorlog. Ze wisten het niet van elkaar. Pas (lang?) na de oorlog is dit bekend geworden.



 (wordt vervolgd)

vrijdag 9 november 2018

Friezen in Limburg in WOII - deel 1.

In de aanloop naar 2019, het jaar waarin het 75 jaar geleden is dat het zuiden van Nederland werd bevrijd van de Duitse bezetting, ga ik aandacht besteden aan Friezen in Limburg die een rol speelden in het verzet of betrokken waren bij het onderbrengen en het verborgen houden van joodse kinderen en volwassenen in Friese gezinnen. Het is aannemelijk dat er 2400 joden in Limburg waren ondergedoken. Dat is relatief veel vergeleken bij de rest van Nederland. In Limburg hebben ongeveer evenveel katholieke als protestantse gezinnen een schuilplaats aangeboden. Dat betekent dat relatief meer protestantse gezinnen onderduikers herbergden.(1) Zij vormden immers een kleiner aandeel in de bevolkingsomvang. Aangezien van alle noorderlingen de Friezen de grootste groep vormden is het waarschijnlijk dat een groot aantal Friese families joodse onderduikers in huis had.


Zowel mijn pake en beppe Jeeninga als mijn pake en beppe Spinder hadden onderduikers in huis.
Mijn enkele jaren geleden overleden oom Kees Jeeninga wist zich nog te herinneren hoe zijn ouders er toe gekomen waren om een joods kind in huis te nemen. Het verhaal dat nu volgt, werd uit zijn mond opgetekend door zijn vrouw Ans.

`Op een van de zondagen dat heit en mem naar de kerk liepen, kwamen ze in het villapark voorbij een mooi groot huis waar volgens mem altijd joden hadden gewoond. Ze merkte op dat de villa nu leeg was en vroeg zich hardop af waar deze mensen waren gebleven. Dit zal tussen het begin van de oorlog en 1941 hebben plaats gevonden.
Mem besprak dit met hun dominee Pontier en zo hoorde ze het verhaal dat de dominee per trein naar onder andere Amsterdam ging om joodse kinderen op te halen voor onderduik in Heerlen.
Ook aan mem werd de vraag gesteld of ze wilde meehelpen om kind(eren) op te vangen. Ze wilde geen baby ”daar had ze er genoeg van gehad“. Hun jongste kind was immers in oktober 1938 geboren. (Hij was het negende kind.)

Op een zekere morgen in 1942 kwam mem met een meisje op haar arm de slaapkamers langs om te vertellen “dit is jullie nieuwe zusje Ronnie”.
Met het verhaal erbij dat “tijdens de bombardementen in Rotterdam de vader en moeder van Ronnie om het leven waren gekomen en daarom kwam ze hier wonen”.
Ronnie had veel vrijheid in de buurt, ging graag naar de buren, ze was een vrolijk meisje.’ 
In een interview dat ik recent met Ronnie had, antwoordt zij op mijn vraag  ’Speelde je gewoon buiten?’: 
’In een mum van tijd was iedereen bekend met het feit dat ik gewoon een dochter was, dat we zusjes waren. Ze waren allemaal donker: donker haar, donkere ogen, ik leek sprekend op ze. Alleen er was nog een meisje, Jetty. En Jetty was ouder. En Jetty mocht niks. Jetty zag er heel Joods uit. Ze moest heel erg oppassen. Ze was al twaalf. En ze was boos, heel boos. Dus die begreep het niet. Als er gebald werd, moest zij binnen zitten, moest ze de bal binnen opvangen’.   [Het verhaal van Ronnie wordt vervolgd.]


Over de betrokkenheid van Friezen bij onderduik en verzet valt nog heel veel te vertellen. De komende tijd zal ik daar meerdere berichten op deze blog aan wijden.



(1)  Ik baseer deze gegevens op: Rens, Herman van (Hilversum 2013), Vervolgd in Limburg. Maaslandse monografieën | 76

vrijdag 6 juli 2018

HEIMWEE

’Heimwee wordt gezien als een kinderkwaal, als gedrag van moederskindjes,            terwijl het een veelvoorkomend verschijnsel is’, zegt psycholoog Miranda van Tilburg.
’Heimwee is een vorm van stress.’
’(…) na een verhuizing heeft de helft tot driekwart van de volwassenen er (…) last van.’ (citaten uit een artikel van Ellen de Visser uit de Volkskrant van 23-10-2012}

Wat mij opvalt in de verhalen van de naar Limburg verhuisde Friezen is dat er weinig wordt gesproken over heimwee. Mogelijk brengt de Friese volksaard met zich mee om, zo er al sprake van heimwee zou zijn, het daar maar niet over te hebben.
Toch kwam ik onlangs een verhaal tegen waarin werd vermeld dat Aebeltje Klijnsma last had van heimwee en wel zodanig dat zij tengevolge daarvan een tijdlang niet kon spreken.
Zij was samen met haar man Klaas, een boer, in de twintiger jaren vanuit Friesland naar Zuid-Limburg verhuisd. Voor o.a. de boeren was in die tijd de crisis duidelijk voelbaar.
Omdat Klaas Klijnsma niet van plan was zijn hand op te houden bij het Crisiscomité (verleende steun aan slachtoffers van de crisis), ’emigreerde’ de familie Klijnsma in 1929 vanuit Friesland naar Zuidoost Limburg. Daar vond Klaas Klijnsma werk in de mijn Oranje Nassau III in Heerlerheide. De familie Klijnsma ging wonen in de Brunssumse wijk het Leeuwstuk. 

Is er iets tegen heimwee te doen? 

Voorop gesteld: je komt er niet gemakkelijk vanaf. Wat mogeljk kàn helpen is om je te omringen met spullen van thuis. Aebeltjes echtgenoot was daar blijkbaar van doordrongen.
Omdat Klijnsma het boeren toch niet kon laten, bouwde hij achter zijn huis aan de Leeuwstraat 26 een stal en hield daar een koe. Het is tegenwoordig onvoorstelbaar, dat midden in een woonwijk een koe gehouden wordt en dat niemand klaagt over stankoverlast. Om de mest van de koe op te slaan, huurde hij achter zijn huis een stuk land. Op een deel van dat stuk land stond een hooiberg voor wintervoer en een ander deel werd gebruikt als groententuin en hooiveld.

Epiloog 1
Ik ken de wijk Het Leeuwstuk vrij goed. Ik kwam er regelmatig. Er woonden verschillende gereformeerde (dikwijls Friese) families met kinderen die bij mij op school zaten (de Gereformeerde lagere school te Treebeek). Het hier beschreven verhaal was voor mij nieuw.

Epiloog 2
In de naoorlogse jaren zijn bijna alle leden van de familie Klijnsma uit Brunssum vertrokken.
Moeder Aebeltje Klijnsma-Hoekstra is op 6-3-1967 tijdens vakantie in Friesland plotseling overleden. Vader Klaas Klijnsma heeft nog enige tijd in het Leeuwstuk gewoond. Hij heeft ook nog enige jaren bij dochter Richtje in Zutphen gewoond. Van daar is hij op 80-jarige leeftijd naar Joure in Friesland verhuisd en daar overleden.Van de zeven kinderen is bekend, dat zij, met uitzondering van zoon Fokke Klijnsma, Limburg in de jaren vijftig van de twintigste eeuw verlaten hebben. Zij verhuisden o.a. naar de provincies Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland en Friesland. Een vijftal van deze kinderen is inmiddels overleden.

De cursief gedrukte passages zijn afkomstig uit:
Sipsma, Jouke. De koe van Klijnsma. In: De Heemkunde Bron, contactblad van de Heemkundevereniging Brunssum, jrg.6, nr.9, juni 2012.
vindplaats:

http://www.heemkundebrunssum.nl/plaatjes/pdf/heemkundebron/Heemkunde%20bron%2019%20jun%202012.pdf

vrijdag 4 mei 2018

De Duitse razzia in de Ouw Kolonie in Geleen


De titel slaat op een historische gebeurtenis die ik op het spoor kwam door een gesprek dat ik - alweer enige tijd geleden - had met Sjaak Ketelaar. Sjaaks moeder, Sietske Kuitert, is geboren in Drenthe, net als zijn vader. Het bijzondere is dat moeder Sietske Fries kon spreken. Ze moet het van haar moeder (Antje Kootstra) geleerd hebben want die was afkomstig uit Friesland. Ze hield die taal in ere getuige het feit dat ze regelmatig avondjes van de Fryske Kriten bezocht. De familie Ketelaar woonde in Geleen in een buurt die bekend staat als ‚’de ouw kolonie’. Ze behoorden tot de gereformeerde kerk. Vader werkte als bovengronder op de staatsmijn Maurits. Sjaak groeide op in Limburg. Hij woonde er gedurende de eerst twintig jaren van zijn leven (tot ongeveer 1963). Opvallend is dat de meeste mensen met wie ik herinneringen ophaal uit die naoorlogse periode geïmponeerd lijken te zijn door de katholieke processies. Zo ook Sjaak:
’Wat ik me ook nog herinner waren de processies. Het was bij ons een arme buurt, maar de straten werden helemaal met gekleurd zand bestrooid. Er werden mooie lopers gemaakt. Als de processie was afgelopen gingen wij als kinderen allemaal de straat op om dat zand bij elkaar te vegen. Dat was prachtig om mee te spelen. Hoe ze dat deden, ik snap het nog steeds niet. En allemaal van de paaltjes langs de weg met vlaggen eraan (…). Dat is bij ons wel 60 jaar geleden. Ik vond het mooi hoor. De mensen hadden dan de voordeur open gezet en daar een tafeltje geplaatst. Zo hadden ze een eigen altaartje, met beelden erop. Het had wel iets. Het was altijd spannend wie het mooiste altaartje had gemaakt. Ik weet niet of daar prijzen voor gegeven werden… En tijdens de processie dan kwam de pastoor langs en ik weet nog - ik stond daar vooraan - er stonden veel mensen langs de kant; iedereen knielde, dat moest als die hostie langskwam. Ik dacht ik ben protestant, ik blijf staan, ik hoef niet te knielen. En ik voelde dat er aan mijn jas getrokken werd. Naar beneden jij! Maar ik ben niet gaan knielen hoor. Ik bleef staan. Dat was in de burgemeester Lemmensstraat. Ze waren niet vervelend hoor, die katholieken. Ik heb altijd goed met ze kunnen opschieten.’


Hoe de familie Ketelaar betrokken raakte bij het redden van een joods kind uit de klauwen van de Duitsers staat beschreven in het boekje ’Aan de voet van de Steenberg’ van Anne Stap (2008/niet in de handel). Stap heeft het nu volgende verhaal genoteerd.
Op zekere dag, tijdens de oorlog, houden de Duitsers een razzia in de ouwe kolonie. De duitsers komen al vroeg de Timorstraat in. Vader Stap is niet thuis. Hij heeft vroege dienst en is naar het werk. De kinderen liggen nog in bed. Bij Anne Staps oom en tante in de Curacaostraat wordt een joods kind, zonder papieren, verborgen gehouden. Het kind is, amper zes weken oud, met zijn moeder uit een Amsterdam ziekenhuis gesmokkeld. Een stamkaart of geboortebewijs van het nu 10 maanden oude jongetje ontbreken. Wat nu? Oom en tante kennen de familie Ketelaar. Vanuit hun eigen huis hebben zij zicht op het huis van de Ketelaars aan de Borneostraat. Zo kunnen zij zien dat de razzia daar al voorbij is. Het gezin Ketelaar heeft drie jongens waarvan één in de leeftijd van het onderduikertje. Vliegensvlug sturen ze hun dochtertje om de stamkaart van de leeftijdgenoot op te halen. Het achtjarige kind heeft maar twee minuten nodig om  de oversteek te maken. Ze valt daar in het Duitse gewoel niet op. Net op tijd is ze terug met de stamkaart. Met de smoes dat de moeder van de jongen in Maastricht in het ziekenhuis ligt, nemen de Duitsers genoegen. 
Om veiligheidsredenen moet het dochtertje haar ’broertje’ in samenwerking met de Geleense ondergrondse afstaan. Hij wordt elders ondergebracht. Pijnlijk natuurlijk, maar eind goed al goed: het kind, de moeder èn de vader overleven de oorlog.



zaterdag 21 april 2018

Processies in Treebeek (vervolg). Met een bijdrage van Eeke van der Weij-Smedema.

Ieder heeft zo zijn eigen herinneringen aan de gewoonten en gebruiken van de katholieken in Limburg. Zo ook Eeke van der Weij-Smedema, afkomstig uit een Friese familie. Hier volgt haar verhaal over de processies in Treebeek.

Jaarlijks waren er processies vanuit de kerk de wijken in. En een enkele keer kwam de processie ook in onze straat langs. Dat was een feest, de hele straat werd versierd met wit-gele vlaggetjes, zaterdags werden in het midden van de straat eerst figuren getekend, die later ingevuld werden met gekleurd zaagsel of zand, heel mooi vonden we het. (Later hoorde ik van mijn broer Kees, dat die figuren gelegd werden met behulp van houten sjablonen.)
Op Facebook (onder Reizen&ik) vond ik dit plaatje van een figuur, gemaakt
van gekleurd zand door mensen uit een Zuid-Amerikaans land.


De processie begon na de hoogmis en dat betekende, dat wij al uit de kerk thuis zouden zijn als ze langs ons huis kwamen. En op weg naar de kerk moesten we van onze ouders oppassen dat we niet over die figuren liepen. Overal in de straat stonden de voordeuren open en in de deuropeningen waren huisaltaren opgesteld. Dus niet bij ons, en wij mochten ook niet buiten op straat naar de processie kijken. Dat mochten we alleen van achter de gordijnen in de voorkamer. Als kinderen vonden we het vreselijk spannend, vooral als het Allerheiligste langs kwam in handen van de priester onder het baldakijn. Dat iedereen in de straat dan knielde. En de priester liep over de zo mooi gekleurde loper, en daarna allen die achter hem liepen. Ikzelf vond vooral de bruidjes heel mooi en ik was er echt wel een beetje jaloers op, ze zagen er zo mooi uit in hun witte jurkjes en bloemen of een krans in het haar! 
Na afloop begon voor ons het feest, want dan mochten we naar buiten om al dat mooi gekleurde zand of zaagsel te verzamelen en er zelf figuren van te leggen, voorzover het al niet door elkaar heen was geraakt door de mensen die er overheen waren gelopen. Maar dat kon voor ons de pret niet drukken.


maandag 2 april 2018

Knielen bij de processie. Met een bijdrage van Hans Spinder.


Van alle godsdienstige en culturele uitingsvormen in Limburg waren het waarschijnlijk de processies die de meeste indruk maakten op Friezen (en andere noorderlingen). Met verbazing keken zij naar de optochten van geestelijken in lange gewaden, meegedragen kruizen en monstransen, deftige mannen in zwarte pakken, meegetorste mariabeelden, meisjes in prachtige jurkjes, jongens in mooie pakjes, de uit gekleurd zand gemaakte figuren, bloemblaadjes die over de straat werden uitgespreid als een soort tapijt, het muziekkorps, de schutterij, etc.
Op de internetsite http://www.documentatie.org/B/B----/B---p/Processie.htm vond ik de volgende omschrijving:
een plechtige stoet, die met veel vertoon door de straten trekt. In (vrijwel) geheel katholieke streken was en is het soms nog steeds een feest voor heel de gemeenschap. De fanfare voorop, dan de priester met een monstrans en eventueel dragers met reliekschrijnen. De schutterij hoort er natuurlijk ook bij. De gelovigen sluiten in groten getale de stoet. Het feest begint met een eucharistieviering in de kerk, de stoet eindigt daar ook. Maar het feest kan daarna nog de hele dag duren.
Het volgende youtubefilmpje geeft een aardige indruk van hoe een processie eruit ziet/zag:


Mijn broer Hans herinnert zich nog hoe hij op een dag van toeschouwer tot min of meer deelgenoot werd van een processie die door de straten van Treebeek trok. Hij schreef het volgende:

Processies in Treebeek
De meeste Friezen in Limburg waren protestant (Hervormd, Gereformeerd, Baptist) en leefden in hun eigen zuil, zonder veel kennis van de gebruiken en opvattingen van de hen omringende katholieke Limburgers. 
Als gereformeerde kinderen werden we af en toe verrast door mannen die in onze straat om de zoveel meter paaltjes in de grond sloegen, waaraan later geel-witte vaandels werden gehangen. Dan wisten we: er komt weer een processie aan. Over de lengte van de straat werden twee parallelle lijnen getrokken, het looppad voor de processie, die op de kruispunten aansloten op grote geschilderde cirkels. In die cirkels werden met gekleurd zand symbolen gevormd die met de processie te maken hadden. 
De katholieke gelovigen versierden het looppad voor hun huis. Ik herinner me nog als jongetje van een jaar of acht hoe verontwaardigd ik was toen onze buren alle bloemen van hun klimroos, die een hele muur bedekte, plukten en het looppad op straat met al die mooie rode rozenblaadjes bedekten. Toen de processie voorbij trok liep iedereen zomaar over die bloemen heen. 
De processie stopte ook altijd bij het huis tegenover het onze. Daar woonde een goed katholieke familie, met zeven kinderen die niet met ons mochten spelen. De vader had nog een tijd de priesteropleiding gedaan, maar was toch verliefd geworden en getrouwd. Zij bouwden in de gang altijd een altaar, dat met de voordeur wijd open goed te zien was. De priester zegende het altaar en daarna trok de processie weer verder. 
Een andere keer ging de processie door een ander deel van Treebeek en ging ik met de buurvrouw mee om te kijken. Op een gegeven moment kwam de priester er aan, lopend onder een baldakijn, met de monstrans, waarin een geconsacreerde hostie, en ging iedereen op de knieën. Behalve dit gereformeerde jongetje, dat geen idee had wat dit was. Dus greep de buurvrouw mij bij de schouders en zei in dialect: ’op de knieën, jong’. 
Pas in de 70-er jaren, met de groei van de oecumenische beweging, namen de onderlinge contacten toe en nam ook de kennis en het begrip voor elkaar toe. Overigens werden de processies ook minder in die tijd. 

Hans Spinder

donderdag 15 maart 2018

'Ik ging mee naar de zondagsschool en zij ging met mij mee naar de heilige mis' , Anne-Marie Regtering

Na het anti-carnavalsverhaal in het vorige bericht - wat al gauw als anti-katholiek klinkt - volgt hier een reactie van Anne-Marie Regtering.  Deze geboren en getogen Treebeekse is katholiek opgevoed. Zij laat zien dat katholiek en fries-protestant heel goed samen konden gaan. Maar eerst geeft zij een correctie op de naam van de katholieke school die ter sprake kwam in het blogbericht van 4 februari jl.
Anne-Marie schrijft:

' … ik moet toch een paar kanttekeningen maken. De Sint Claraschool was een middelbare meisjesschool (MMS) en HBS in Heerlen centrum. In de grote katholieke Sint Franciscusschool in Treebeek was links de lagere jongensschool en de jongensmulo, en aan de rechterkant de lagere meisjesschool en de meisjesmulo. De speelplaatsen waren door een muur gescheiden. Alleen bij de katholieken werden de jongens en meisjes apart gehouden (;-).
De laatste werkzaamheden aan de Sint Franciscusschool in 1919. 
Links lagere jongensschool en ook jongensmulo, rechts lagere meisjesschool en ook meisjesmulo. Later werd er een muur gebouwd tussen de speelplaatsen.
  

De afstand tussen mensen met een ander geloof was ook niet zo eenduidig. Mijn katholieke ouders waren al vanaf eind jaren veertig bevriend met een Fries protestants echtpaar. Met een van hun dochtertjes, Jitty Dijkstra, ging ik mee naar de zondagsschool en zij ging met mij mee naar de heilige mis. Het was leuk om een totaal andere sfeer te proeven en er is nooit een probleem van gemaakt. Later hoorde ik wel van mensen dat ze niet eens met andersdenkenden mochten praten, maar ik heb zoiets nooit gemerkt. Ook op het Treebeekplein speelden alle kinderen gewoon met elkaar. Misschien inderdaad de gereformeerden wat minder. 
Er waren toen ook al gemengde huwelijken. Ik weet dat de Friese protestantse vaders van twee vriendinnen destijds met een katholiek meisje trouwden, maar ze moesten dan wel eerst katholiek worden! Bij de gereformeerden kwamen die gemengde huwelijken waarschijnlijk niet voor, of veel minder, zij waren in onze ogen toch wat strenger in de leer. 
De ouders van mijn vader kwamen in 1918 vanuit Gelderland via het Duitse Emmerich naar Treebeek.'
Een 'still' uit de film over Treebeek (blogbericht van 4 feb. 2018): Anne-Marie Regtering : 'Ik heb mezelf teruggezien: links met dat ernstige gezicht, naast de verkeersbrigadier. Ik was toen 10 jaar.' 

zondag 18 februari 2018

Een anti-carnavalsavond in Treebeek en meer - Hans Smedema


Hier volgt een herinnering aan een anti-carnavalsavond uit de tijd dat ik zelf nog helemaal niet wist dat zoiets bestond. Ik was een jongetje van acht jaar. Het vervolg op carnaval, de vastentijd, komt ook aan bod. Prachtig om te lezen.

Hans Smedema schrijft: 'Graag wil ik ook een duit in het zakje doen met een een foto van een anti-carnavalsavond in 1957, in de geref. kerk van Treebeek, dat gebouw met een prachtig jeugdhuis en daar bovenop een kerk. Om de inrichting van dat jeugdhuis te bekostigen werd in de jaren ’50 door alle jeugdverenigingen een actie gevoerd onder de naam ‘het nullenplan’ (100, 1000 enz). Daarbij hoorde ook een lied:
want ja het moet
want ja het kan
alles voor het nullenplan
moeder legt haar kwartje neer
vader geeft wat meer
maar ook de cent van kleine Jan
helpt mee voor het nullenplan     

Anti-carnavalsavond in het nieuwe jeugdhuis
Het resultaat was een fraai ingericht jeugdhuis met een grote zaal en een podium. Op dat podium zijn destijds de mooiste taferelen ten tonele gebracht. Als ik daar nu op terugkijk, is dat met een zekere trots maar ook een beetje meewarig. Wat waren we blij en gelukkig met wat we toen op de planken brachten en wat voelden we ons rijk, maar indachtig het hier en nu stelde het allemaal niet veel voor. Het was, vergeleken met vandaag de dag, eigenlijk allemaal niks. Wat is er veel veranderd in de tijd. Neem nou die foto van de anti-carnavalsavond van 2 maart 1957, zestig jaar geleden. We speelden liederen uit de bundel ‘kun je nog zingen, zing dan mee’, een muzikaal optreden met vijf mondharmonica’s en een theekist als bas. 
Een ingetogen clubje voor een volle zaal. Probeer je zo’n optreden eens voor te stellen in een uitzending van DWDD met Matthijs van Nieuwkerk.
Zeg nou zelf: de wereld is onherkenbaar veranderd. Hoe hebben wij ons daarin staande weten te houden?
Op het podium bespeelt Margje Eshuis van de Hommerterweg in Hoensbroek de bas, een lege theekist van groothandel Bosch, met een stuk touw als snaar. Daarnaast een, net als Margje, lang-gerokte jonge dame, mogelijk Pita Eshuis, broer van Joop Eshuis van het Treebeekplein, met een woodblokje voor de maat. Aandoenlijk om te zien. En dan de vijf mannen met hun mondharmonica’s. Een toonbeeld van overgave en toewijding.
Natuurlijk wilden we ook de blitz maken, want kijk eens hoe dit clubje heette? LES ENFANTS TERRIBLE. Niet te geloven, wat een lef…
Zittend van L. naar R. Kees Smedema uit de Ringstraat in Treebeek en Jan Schraa of ook een Eshuis? Staand van L naar R Hans Smedema uit de Ringstraat, broer van Kees en dan iemand waarvan ik de naam niet meer weet. Daarnaast Gerardus Timmerman uit het Leeuwstuk (een woonwijk tussen Treebeek en Brunssum).
Wat een heerlijke tijd. Wat lief en wat braaf. Wat een rust en wat een vrede, maar ook wat een feest als tegenhanger van het RK carnaval.

Restjes opmaken voor de vasten
Als gereformeerden hadden wij er best begrip voor dat de katholieken de avond voor de vasten de restjes lekkernijen opmaakten, anders moesten ze die weggooien en dat was natuurlijk zonde. En we hadden er ook nog begrip voor dat het later niet alleen de laatste avond voor de vasten zo ging, maar ook de avond daarvóór. Maar toen het niet bleef bij het alleen opmaken van de restjes eten en drinken, maar dat er een heel jaar voor werd gespaard om een paar dagen vóór de vasten eens flink uit de band te kunnen springen, zeiden we als rechtgeaarde calvinisten: dit kan niet, dit gaat te ver! Achteraf denk ik: misschien waren we ook wel een beetje jaloers op de katholieken. Zij durfden wat wij niet mochten. Zij leefden royaal en uitbundig en sprongen zo nu en dan lekker een beetje uit de band en wij leefden heel braaf, sober en ingetogen.
Hoe kwam dat eigenlijk? Wie en wat hield ons tegen?
Als kinderen van de reformatie, met Abraham Kuyper als voorman, namen we het leven serieus en ernstig. Wij leefden in zijn kielzog. Daarom lazen we de Spiegel en niet de Panorama. Daarom gingen we op zondag twee keer naar de kerk en op één avond in de week naar de catechisatie.

‘Rehoboth’  Treebeek. De foto is genomen in 1956 op de trappen van de ingang van het jeugdhuis.
Oefenen voor het rechte pad
Daarom namen we ook deel aan het rijke verenigingsleven, jongens en meisjes apart, een oefenplaats waarin we werden gevormd en toegerust tot trouwe navolgers van Christus en goede lidmaten van kerk, staat en maatschappij.
De Jongelings Vereniging op Gereformeerde Grondslag (JV op GG) ‘Rehoboth’ in Treebeek was zo’n leerschool. De foto is genomen in 1956 op de trappen van de ingang van het jeugdhuis. Daar staan voor het merendeel allemaal zonen van Friese ouders. Allemaal oorlogskinderen die met zovele anderen hun beste krachten hebben gegeven om Nederland na de bevrijding in 1945 weer te doen herrijzen. Dankbaar voor hun voorgeslacht en hopelijk trots op hun nageslacht. Ik sta helemaal achteraan links, de gebruikelijke plek voor een voorzitter. We hadden alles nog voor ons en nu hebben we het meeste al weer achter ons. Dankzij al die jonge mensen (onze ouders) die aan het begin van de 20e eeuw vanuit Friesland zijn neergestreken in het roomse zuiden en daar gezinnen hebben gesticht, konden wij ons in de toen welvarende mijnstreek ontwikkelen tot goede staatsburgers en trouwe navolgers van Christus.
Er is nóg zo’n leerschoolfoto, niet van de JV maar van de knapenvereniging, de KV, jongens van 12-16 jaar. Dan weten we gelijk hoe oud ongeveer het knaapje was uit het lied ‘knaapje zag een roosje staan’. De knapenvereniging was het voorportaal van de JV. Op de foto tonen de meesten, waaronder ik zelf, ons overgangsdiploma naar de JV. Dat diploma strekte ons tot aanbeveling op de jongelingsvereniging.

Tenslotte was er een derde leerschool en oefenplaats in Zuid-Limburg: de padvinderij. 
Het was niet alleen belangrijk om je in geestelijk opzicht te trainen en te ontwikkelen, maar dat gold ook voor je lichaam als tempel van God. Op de foto’s, genomen in Treebeek in 1946, staan veel kinderen van Friese ouders, waaronder mijn oudere broers Hette en Pieter. 














Allen hebben een pad gezocht en gevonden, hopelijk het rechte pad, om hun leven vorm te geven en in te richten naar de toen geldende normen en waarden.
Het leven in Zuid-Limburg was een serieuze zaak, maar er waren gelukkig ook vele feestelijkheden, zoals de jaarfeesten van de verenigingen en niet te vergeten de anti-carnavalsavond. Het waren allemaal hoogtepunten binnen de veilige muren van de Friese enclaves.

Hulde aan Zuid-Limburg!
Hulde aan Friesland!
Lang leve de Friezen!'

woensdag 14 februari 2018

Aswoensdag. Ervaringen van Henk van der Weij

Het is vandaag aswoensdag. De dag na carnaval. 

Henk van der Weij, geboren in Gorredijk (Friesland), verruilde in 1953 zijn baan bij Fokker in Amsterdam voor een baan bij de staatsmijn Emma. Dat was wel even wennen. Hij schrijft: ’Als een volkomen onbekend mens met gewoontes en gebruiken van de roomskatholieke kerk ben ik vanuit Amsterdam naar de Staatsmijn Emma gegaan en gaan werken in de electro werkplaats. Daar heb ik een paar voor mij wonderlijke dingen meegemaakt.
Voordat ik ging werken kwam je in een ruimte waar je jezelf kon omkleden. Daarna ging je naar de werkplaats. Je ontmoette dan een aantal mensen en zo langzamerhand kwam je met elkaar aan de praat. Vroeg mij iemand “Wat bist doe mie jong. Bist du ene Pruus?” ”Nee, ik bin ginne Pruus.” ”Bist du ene Bels?”  ”Nee, ik bin ginne Bels.” ”Bist du dan een Hollenger?” ”Nee, ik bin ginne Hollenger.” ”Maar wat bist du dan?” ”Ik ben een Fries!” Nou daar had hij nog nooit van gehoord. Wist ook niet dat er een Friesland bestond.’

En de dag na carnaval maakte hij het volgende mee.
”Mijn maat kwam ’s ochtends op het werk met een voor mij een beetje vies voorhoofd. Ik meende hem daarop te moeten wijzen. Maar dat hoorde zo. Het was aswoensdag en dan moest je namelijk ’s morgens eerst langs de priester om de zonden die je tijdens carnaval gedaan had vergeven te krijgen. Dat gebeurde door een houtskool kruisje op het voorhoofd. Was je weer een goed mens.”

Zie voor een toelichting op de betekenis van aswoensdag:

Er is inmiddels veel veranderd, want zie wat er op de website van de protestantse (PKN) Domkerk te Utrecht geschreven staat. 
Woensdag 14 februari om 19.00 uur: Vesper van Aswoensdag
In de vesper van woensdag 14 februari om 19.00 uur, Aswoensdag, bestaat er de mogelijkheid om het askruisje te ontvangen. In de viering van Aswoensdag ligt het hoofdaccent op inkeer en concentratie op de eigenlijke dingen. De as van Aswoensdag legt de verbinding met de palmtakjes van Palmzondag 2017, dietijdens de viering verbrand worden tot as. Wie wil, wordt tijdens de viering getekend met het kruis.

Waar een jaar of vijftig geleden door de protestanten nog vreemd tegenaan gekeken werd (een raar rooms gedoe) is nu in verschillende protestantse kerken een goed gebruik geworden.

zondag 11 februari 2018

Geen carnaval voor de noorderlingen, maar toch genieten. Eeke van der Weij



Vorig jaar om deze tijd schreef ik:
De Gereformeerde kerk van Treebeek organiseerde begin jaren `60 nog anti-carnalvalsavonden om de jongeren uit de eigen gelederen toch vooral weg te houden van het Limburgse carnaval. Iets dat op den duur onhoudbaar bleek.
(bericht van 10 februari 2017)                                                          

Eeke Verweij, dochter van een Friese vader en een Friese moeder, schreef mij onlangs:
„Weet je, dat die ontstaan zijn in de tijd dat ik lid, zelfs presidente, was van de M.V. (meisjesvereniging) Lydia in Treebeek. En dat we toen met veel enthousiasme die avonden organiseerden samen met de J.V. (jongensvereniging) Rehoboth. Een aantal jongens had zelfs een orkest samengesteld, mijn twee broers Hans en Kees speelden mondharmonica, een ander speelde op een zaag en weer een ander had een soort trommel gefabriceerd. Wat konden we toen met weinig materiaal toch iets maken waar we ook nog van genoten!!"


 Beelden van een carnavalsoptocht in Brunssum (2015) zijn te zien op: 




zondag 4 februari 2018

Treebeek in de jaren `50

R.K. Kerk te Treebeek

Van jongs af aan ben ik vertrouwd geraakt met mensen in hokjes in te delen. Dat is bepaald niet iets waar ik trots op ben. Toch werd ik me daar weer eens sterk van bewust toen ik de film ’Treebeek 1950-1955’ zag. De film brengt allerhande soorten bewoners van Treebeek in beeld. Als we het bij ons thuis of in bredere familiekring over andere mensen hadden dan werden die steevast aangeduid met ’die Hervormden’, ’die van de Baptistenkerk’, ’die kinderen van de Nutsschool’ (dat waren mensen die ’nergens aan deden’), ’O ja, die roomsen’, ’die van onze (Gereformeerde) kerk’, etc.

(Voormalige) Gereformeerde kerk te Treebeek
Treebeek, hoe onbekend en gering van omvang ook, was een afspiegeling van de gehele Nederlandse, sterk verzuilde, samenleving, getuige het nu volgende citaat van Wiel Kusters (1):
’De protestantse mijnwerkers (2) kwamen vooral uit Groningen, Friesland, Drenthe en de Gelderse Achterhoek. De godsdienstige diversiteit was in sommige van de nieuw gebouwde koloniën groter dan in de oude dorpskernen. Zo telde Treebeek rond 1960 tien kerkgenootschappen. Ongeveer 35% van de bevolking was van protestantse huize, 5% was niet kerkelijk. Voor Limburgse 
begrippen was dit iets bijzonders. Er woonden Nederlands-Hervormden en Gereformeerden, er was een Hersteld Apostolische en een Evangelisch-Lutherse Kerk, een Baptisten- en een  
Pinstergemeente. Verder kwam men er Jehova’s getuigen tegen en soldaten van het Leger des Heils.’

Ned. Hervormde kerk te Treebeek 
De genoemde film laat een en ander van die verscheidenheid zien. Zo tonen de filmbeelden de St. Franciscusschool (katholieke jongens), St. Clara (voor de roomse meisjes), De Beatrixschool (Hervormd), De Nutsschool (neutraal), de Gereformeerde school. 
De film was voor mij een feest der herkenning. Ik zag meerdere van mijn onderwijzers van de lagere school. Meester Mulder (bijgenaamd Pukkie) en meester bijgenaamd Tetsel (zijn echte naam daar kan ik nu even niet opkomen) zag ik bokje springen op het schoolplein. Mijn broer Hans, toen een jaar of zeven/acht stond in een kring bij één of ander spel.
Mijn juffrouw van de kleuterschool zag ik terug bij de beelden van de Prinses Marijkeschool (protestants). Verder zien we de fanfare van de Baptisten, genaamd De Bazuin. Dirigent Albert Niemijer (afkomstig uit Groningen) slaat de maat.
Ik zou zeggen: bekijk de beelden. Ben je zelf in deze contreien opgegroeid in de jaren`50 tot`60 dan herken je vast ook oude bekenden.

De link naar de Treebeekfilm is:




(1) Kusters, Wiel (2012), In en onder het dorp. Mijnwerkersleven in Limburg. Wiel Kusters, Maastricht en Uitgeverij Van Tilt Nijmegen.
(2) Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat de Friezen de grootste groep vormden.
Baptistenkerk te Treebeek

vrijdag 12 januari 2018

Friezen in de Limburgse politiek

De samenwerking tussen de (Limburgse) roomskatholieken en protestanten (doorgaans noorderlingen) ging niet van een leien dakje. Dat kwam o.a. aan het licht bij de vorming van het CDA. De anekdote in het vorige bericht vormt daarvan een illustratie. 
De samenwerking tussen de geloofsgroepen komt ook ter sprake tijdens een gesprek dat ik in april 2016 heb met Driek Portiek. Maar uit zijn verhaal blijkt ook dat er toen toch al lichtpuntjes te bekennen waren. 
Zo vertelt hij dat er in de Verlengde Wilhelminastraat een katholieke kerk stond (gebouwd in de jaren vijftig). Er was een actie op touw gezet om de kerk van een klokkenstoel te voorzien. Gerrit Spinder (mijn oom van gereformeerde huize) schroomde niet om mee te doen en geld in te zamelen voor de (katholieke) klokkentoren.
Oom Gerrit (oudste broer van mijn vader) zat, net als mijn vader, in de politiek. Hij was lid van de CDA-fractie van de gemeenteraad van Heerlen. Dat was in de tijd dat Driek Portiek fractievoorzitter was. Beiden, zowel oom Gerrit als Portiek waren/zijn van oorsprong Friezen. Meestal waren de naar Limburg getrokken Noorderlingen hervormd of gereformeerd. Driek Portiek vormt daarop een uitzondering: hij is van katholieke huize. 

Katholieken en protestanten in Friesland
Dries Portiek brengt zijn jeugd door in Friesland. En ook daar waren de verhoudingen tussen katholieken en protestanten niet altijd even gemakkelijk. Hij vertelt: 
`We zijn katholiek opgevoed. Tot je zesde jaar speelde je met gereformeerde en hervormde jongens. Zodra je naar de lagere school ging was het afgelopen. Over en weer riepen de kinderen elkaar na. Dan klonken liedjes als: Roomse papen, heilige schapen. Of: De gereformeerde reuzen met de lange neuzen die staan voor het hek met de appel in de bek. 
In Heeg was een dominee die sprak vanaf de kansel dat de gereformeerden niet bij de katholieke middenstand mocht kopen.`

Afkomst verbindt?
Ik zelf stond er overigens van te kijken dat mijn oom zo ruimhartig was voor de katholieken. Misschien heeft het geholpen dat fractiegenoot Dries Portiek ook van Friese komaf was…?



afbeelding: De kleine St.-Jan. Een schilderij van Harrie Leblanc. (kerkje bij de markt in Hoensbroek).