Het blogbericht van 15 mei 2020 bevatte een verhaal in het kader van ‘Friezen in Limburg in WOII’, geschreven door de toen 89-jarige Eeke van der Weij-Smedema, dochter van Friese ouders. Enkele maanden later, in dat zelfde jaar, overleed zij. De toen plusminus 14-jarige Sonja Wagenhuis stond in die geschiedenis, die eindigde met een aantal vraagtekens, centraal. Het verhaal kreeg echter een vervolg. Voor ik daar op in ga, volgen enkele citaten uit het oorspronkelijke blogbericht van 15 mei 2020. De gebeurtenissen speelden zich af in Treebeek, onder de rook van de staatsmijn Emma.
‘Op een dag kwam oom Teunis bij ons en vroeg onder andere mij of ik eens bij hen langs wilde komen. Zij hadden een meisje in hun gezin opgenomen, Sonja, en omdat zij veel ouder was dan hun kinderen toen waren, voelde ze zich erg alleen.’ (…)
‘… al gauw daarna vroeg Sonja of ze bij ons mocht komen, wij waren allemaal wat groter dan de kinderen bij mijn oom en tante. En na rijp beraad, en na overleg met het verzet, is Sonja bij ons gekomen en heeft bij ons gewoond tot het einde van de oorlog. Ik had een zusje, zomaar opeens!!’ (…)
‘Toen we bevrijd waren, op 19 september, en ook Sonja weer naar buiten mocht, keken alle buren en overburen stomverbaasd naar haar: waar komt die opeens vandaan! Ik voelde me trots toen.’ (…)
‘We hoorden toen ook dat de ouders van Sonja omgekomen waren in Auschwitz, maar dat een oudere broer van haar, die in Noord-Holland ondergedoken had gezeten, nog wel leefde. Ze had ons nooit verteld dat ze een oudere broer had, haar ouders hadden haar op het hart gedrukt daar niet over te praten.’
Het verhaalt eindigt als volgt:
‘… mijn moeder (…) zei: “Sonja is weg en zal niet meer terugkomen. Je kunt haar het beste proberen te vergeten”. En dus was ik toen mijn zusje weer kwijt!! Het is best mogelijk dat ze inmiddels is overleden. Ze was een paar jaar ouder dan ik’.
De toegang tot Treebeek. In deze buurt verbleef Sonja Wagenhuis de laatste jaren van de oorlog. Op de achtergrond de gebouwen van de Staatsmijn Emma.
Hier eindigde aanvankelijk dit verhaal over Sonja Wagenhuis. De schrijfster van het stuk tastte dus in het duister over het lot van Sonja. Een broer van Eeke van der Weij-Smedema, waarmee ik een mailwisseling had, schreef daarna het volgende: ‘Eeke, onze enige zus tussen zes jongens, heeft na de oorlog alles in het werk gesteld om Sonja op te sporen, maar dat is niet gelukt. Ze beschouwde Sonja als haar lieve zusje met wie ze dolgraag verder wilde. Maar heeft Sonja dat ook gewild? Heeft zij na de oorlog ook contact gezocht?’
Enkele maanden na het overlijden van Eeke van der Weij-Smedema kreeg ik onverwacht een bericht van René Wagenhuis en zijn broer, twee neven van Sonja Wagenhuis. Sonja was een zus van hun vader (de broer waar Sonja niet over mocht praten van haar moeder). Van hem wisten ze dat hij tijdens de oorlog op een onderduikadres in Noord-Holland had gezeten en dat hun tante Sonja gedurende de oorlogsjaren ergens in Zuid-Limburg was ondergedoken. Maar waar? Bij wie? Daarover was hun niets bekend.
Ze waren er van op de hoogte dat tante Sonja op jonge leeftijd in Israël was overleden en begraven. Zoals in veel Joodse gezinnen werd over wat er allemaal had plaatsgevonden tijdens de oorlog vooral gezwegen. Zo ook bij de familie Wagenhuis, zo vertelde René mij door de telefoon. Speurwerk op internet had hen naar mijn blog geleid. Daar kwamen ze tot grote verbazing de naam van hun tante tegen en een verhaal over haar verblijf bij de familie Smedema.
Gelukkig kon ik hen in contact brengen met Hans Smedema (een jongere broer van Eeke van der Weij-Smedema). De broers plaatsten op een Facebookpagina in Israël een oproep die niet onbeantwoord bleef. Op 29 december 2021 trof ik op mijn blog de volgende reactie aan:
'Sonja (Sara) Wagenhuis was de dochter van Philip Wagenhuis en Rosette Blez (beiden vermoord 16-07-1943 in Sobibor) en was geboren in Amsterdam juli 1928. Haar oudere broer Jacob was van mei 1923. Sonja is te samen met de familie van Leo en Leni Levin en met meerdere joodse weeskinderen in februari 1949 naar Israël geëmigreerd en nam daar de Hebreeuwse naam Sara aan. Sara is 21 jaar oud wanneer zij na een korte ziekte op 26-03-1950 overlijdt. De volgende dag wordt zij begraven op de Kiryat Shaul begraafplaats in Tel Aviv.' Naftaly Godesh Tal'or.
Naftaly Godesh Tal'or doet onderzoek naar het lot van Joodse kinderen. Voorts weet hij in een rechtstreeks contact met de broers Wagenhuis te melden dat: ‘(…) Leo en Leni Levin, (…) te samen met hun drie kinderen meer dan tien wezen met zich mee namen op Alijah in 1949, hoogstwaarschijnlijk te samen met Sonja/Sara. Die meeste (wees)kinderen waren jonger dan Sonja en bleven met de familie Levin in Kibboets Giv'at Brenner wonen. Voor de ouderen werd in andere kibboetsen een toekomst verzorgd. (..) Sonja is terecht gekomen, 20 jaar oud, in de "Beth haChaloetsot" (het vrouwen pioniers tehuis) in de King George straat in Tel Aviv, dat diende als opvang voor alleenstaande jonge vrouwen.’
Naschrift.
Wat mooi dat Eeke van der Weij-Smedema
haar verhaal over Sonja Wagenhuis via mijn blog heeft willen delen. Jammer is
het dat zij niet geweten heeft hoe belangrijk dat was voor de nabestaanden van
de familie Wagenhuis. Het onderstreept nog eens hoe goed het naar mijn
mening is om verhalen te vertellen en door te geven. Daar komt bij dat deze
geschiedenis het belang van een ‘gewone familie-aangelegenheid’ overstijgt. Het
herinnert ons er weer aan welke verschrikkingen oorlog, antisemitisme en
rassenhaat met zich meebrengen. Het doorgeven van verhalen helpt ons om niet te
vergeten.