dinsdag 23 november 2021

Over Fries praten gesproken.

 

Hans Smedema reageerde op het blogbericht van  2 november j.l.

Bedankt  voor de bijdrage over de Friese taal, geschreven door Bert Bomhoff naar aanleiding van het overlijden van zijn tante Metsie Bomhoff-Jeeninga. Metsie was een nicht van mij, de dochter van een zuster van mijn moeder, Akke van Kalsbeek, getrouwd geweest met Geu Jeeninga. Zij woonden in Heerlen. Mijn moeder was Joltje van Kalsbeek, getrouwd geweest met Wieger Smedema. Wij woonden in Treebeek (1), toen gemeente Heerlen, nu gemeente Brunssum. Mijn moeder noemden wij Moeke (zij kwam uit Oldeboorn) en mijn vader papa (hij kwam uit Anjum).

 Wij waren thuis met zn negenen. Wij hadden een oom, oom Fedde, een broer van mijn moeder en die woonde op Heerlerheide. In Nederland woon je ergens in, ik woon nu in Kampen, maar in Zuid-Limburg woonde je soms ergens op. Dat kwam door de heuvels. Mijn oom Fedde woonde op Heerlerheide en nadat mijn vader was overleden, in 1950, kwam hij met enige regelmaat op zijn bromfiets naar mijn moeder, in Treebeek. Wat mij dan altijd meteen opviel was dat zij met elkaar Fries spraken. Ik vond dat heel mooi en knus en kreeg daar altijd een warm gevoel bij. Bij ons thuis werd vroeger geen Fries gesproken, mijn vader zei altijd: wij wonen in Nederland en daar hoort de Nederlandse taal bij, maar als oom Fedde kwam, was het raak, dan klonk er Fries in ons huis Trouwens, toen mijn vader nog leefde, kwamen op de verjaardagen van mijn vader en moeder, broers en zusters van mijn moeder op visite mijn vader had geen familie in Limburg en dan was het helemaal raak, want dan werd er door alle ooms en tantes Fries gesproken. Het Fries vulde dan het hele huis. Het leek wel Pinksteren. Heerlijk! Ik ben nu 84 en als ik weer eens in de trein zit en ik hoor Fries praten, dan krijg ik weer dat zelfde warme thuisgevoel. Fries praat je ook. Je spreekt Nederlands, maar je praat Fries.      

Wat taal al niet vermag. Zij kan vervreemden en verbinden. Als ik in mijn dromen op de toren van Babel zou staan en tussen al die vreemde talen het Fries zou horen, dan zou ik helemaal in de wolken zijn en opspringen van vreugde. Heerlijk! 

Hans Smedema, Kampen, november 2021 

 

(1) Op een steenworp afstand van de staatsmijn Emma.

 

dinsdag 2 november 2021

Hoe er weer wat minder Fries gesproken wordt in Limburg.

 

Ter gelegenheid van Allerzielen steek ik dit jaar ook een kaarsje aan voor mijn tante Metsie.

Hier  volgt een gedeelte uit de afscheidstekst bij de crematie van Mets Bomhoff–Jeeninga, uitgesproken door Bert Bomhoff op 8 mei 2021, waarin hij o.a. in gaat op het gebruik van het Fries door zijn moeder.

Bij de crematie van zijn moeder sprak Bert o.a. de volgende woorden:

Dat het gezin Jeeninga van Friese komaf was, viel duidelijk af te lezen aan hun naam: Jeeninga, met twee ee’s. Dat werd nogal eens benadrukt. Ter onderscheiding van die andere, ‘gewone’ families, met één e. Het heeft tot enkele weken geleden geduurd voordat ik er, via het blogspot […] Friezen in Limburg, achter kwam dat de geboortenaam van pake gewoon Jeninga was, met één e; hij had er zelf een tweede e tussen geplakt!


Pake en beppe waren dus Friezen en Friezen spreken onderling altijd Fries, waar ze ook zijn. Dus werd er bij moeder thuis altijd Fries gesproken. Mijn moeder is dus tweetalig opgevoed, waarbij Fries de moedertaal was. Die Friese taal was ook in mijn jongere jaren alom aanwezig. Moeder sprak met haar heit en mem en haar broers en zussen altijd Fries en zo leerde ik ook een paar woorden Fries, zoals appelsmots [appelmoes], brêe [brood], holle [hoofd]. Naarmate de jaren vorderden, broers en zussen trouwden met niet-friezen en zeker na het overlijden van pake en beppe, werd er door mijn moeder steeds minder Fries gesproken. Maar verdwenen is die band met Friesland en de Friese taal niet. Eigenlijk was moeder meer Friezin dan Limburgse. Daarvoor was ze veel te nuchter en direct en het Limburgse dialect sprak zij niet en ze kon het ook niet verstaan. Daar heeft zij in het OLV in Voerendaal [het verzorgingshuis waarin zij was opgenomen] wel last van gehad.  Zij werd heel goed verzorgd, maar kon niet aarden tussen al die dialect sprekende Limburgers en trok zich regelmatig terug op haar kamer. En op het einde van haar leven, toen zij door de sterke pijnstillers steeds meer in een eigen wereld ging leven, begon zij zelfs weer in het Fries te spreken. Dan zat ik naast haar op bed en kwam van buiten met koude handen, dan zei zij “do bist kâld” [je ben koud]. Geboren met de Friese taal en ook ermee gestorven. Zo is ook deze cirkel rond en wordt er weer wat minder Fries gesproken in Limburg.

 Tot zover de tekst van de toespraak van Bert Bomhoff. 

Vrijwel alles wat Bert over zijn moeder zegt kan ik betrekken op mijn moeder, Metsies oudere zus Eeke (Eeke Spinder-Jeeninga, overleden mei 2019). Eerder schreef ik over haar:

Hoewel mijn moeder in Limburg geboren is, bleef ze graag Fries spreken. Als ik zaterdags met haar over de markt in Brunssum liep, kwamen we geregeld bekenden tegen van de (gereformeerde) kerk en vaak van Friese komaf. Dan begon ze onmiddellijk Fries te rebbelen.