Het 'Monument voor het Ondergedoken Kind en Beschermer' in Amsterdam |
In mijn blogbericht van eind november heb je
kunnen lezen hoe de peuter Ronny en de kleuter Johnny, gescheiden van hun Joodse
ouders, rond 1942 bij respectievelijk de familie Jeeninga en de familie Wijnsma
terecht kwamen. Deze Friese families waren bereid hun huis open te stellen voor
onderduikers gedurende de Duitse bezetting. Hoewel ze vlak bij elkaar in de
buurt woonden, hebben beide families van elkaar niet geweten dat ze een onderduiker
in huis hadden. In het geval van Johnny Kijl speelde Friesland nog een extra
bijzondere rol. Hier (ver)volgt zijn verhaal.
Ik kwam
bij de familie Wijnsma. Ze hadden zeven kinderen. Ze waren heel christelijk,
heel vroom. Vader werkte in de mijnen. Hij zei: 'Ik vind het goed dat we een
onderduiker nemen, maar - ze hadden één dochter, die was niet getrouwd - dan
moet jij dat doen.' Dat was Dirkje. Dirkje heeft mij eigenlijk als haar zoontje
op laten groeien. Die andere kinderen waren wat groter. Zij werkte in het
ziekenhuis.
Ik mocht overdag nooit buitenspelen, want er woonde in de buurt iemand die fout was. Dat was een politieagent. Dat was levensgevaarlijk. Die man kwam regelmatig bij ons thuis, over onderduikers praten. 'Wij hebben niemand. Wij doen daar niet aan', maar toen zat ik er wel! Eén van die zoons had de achterwand van de toilet eruit gehaald. En die had hij opnieuw geplaatst. Dat kon je niet zien. Dat was weer helemaal betegeld en alles. Daar was een ruimte achter. Als er onraad was, dan werd die plaat eruit gehaald en dan moest ik daarachter gaan zitten. Daar was een stoeltje en dan ging Dirkje op het toilet zitten. Als er Duitsers binnen kwamen om te controleren, zat zij op het toilet. Ik hoorde ze wel praten.
Toen
was ik ondertussen al vier jaar. Ik was een
klein Joods jongetje met zwart haar. Dus dat viel op. Ik mocht ook niet in de
tuin spelen. Ze hadden geen
mensen boven zich, maar de buurman, dat wisten ze, die was ook niet goed. Dat was
een verklikker. Ja die buurman kwam ook vaak daar binnen. Die
voelde blijkbaar iets. En dan zat ik steeds daar in dat hokje.
Die Duitsers reden ook met auto’s door de straten. Eén keer speelde ik wel buiten en toen werd ik overreden door zo’n vrachtwagen. Ik heb nog een litteken op mijn been. Toen moest ik naar het ziekenhuis. Dat is allemaal gevaarlijk geweest. Nou ja, die Duitsers lieten het allemaal gaan en ik ben daar goed uitgekomen. Maar er werd toch ook gezegd: 'Ja, maar daar zit een ondergedoken kind.' En toen is Dirkje, toen ik uit het ziekenhuis kwam, ’s avonds laat door de achtertuin gevlucht naar haar familie, naar beppe en pake uit Friesland.
Die Duitsers reden ook met auto’s door de straten. Eén keer speelde ik wel buiten en toen werd ik overreden door zo’n vrachtwagen. Ik heb nog een litteken op mijn been. Toen moest ik naar het ziekenhuis. Dat is allemaal gevaarlijk geweest. Nou ja, die Duitsers lieten het allemaal gaan en ik ben daar goed uitgekomen. Maar er werd toch ook gezegd: 'Ja, maar daar zit een ondergedoken kind.' En toen is Dirkje, toen ik uit het ziekenhuis kwam, ’s avonds laat door de achtertuin gevlucht naar haar familie, naar beppe en pake uit Friesland.
Ze woonden bij Sneek in de buurt. In zo’n dorpje. En daar heb ik gezeten met Dirkje. Een soort
boerderijtje was het. Ik heb een half jaar in Friesland gezeten. En toen ben
ik weer teruggegaan naar Heerlen, weer terug bij haar familie. Toch werd het weer
gevaarlijk. Toen werd ik ergens anders in Heerlen geplaatst, met Dirkje. Die is
erbij gebleven. Het was haar kind.
Dat steeds naar een andere plek moeten verhuizen is hem niet in de koude kleren gaan zitten. Hij zegt daarover:
Je moet rekenen, ik kwam uit Amsterdam. Dat was een
heksenketel. Toen naar Hoorn. Toen ben ik naar Heerlen gegaan, bij mijnwerkers.
Ze hadden drie zoons die allemaal in de mijn werkten… Die vader ook,
dochters... het waren hele vrome mensen. Toen naar Friesland, naar weer heel
andere mensen. Ze waren ook heel anders gekleed. Ik zie die man nog met zo’n
petje op en de vrouw in dracht. Dat waren hun opa en oma. En toen daar vandaan
weer terug naar Heerlen en toen ging dat weer niet goed. En toen ben ik… waar
ik toen gezeten heb dat weet ik niet meer. Dirkje is er wel bij gebleven. En
toen was de oorlog afgelopen… Daar sta je. Dan weet je niet waar je thuis
hoort…
Oorkonde voor Dirkje |