Hier volgt een herinnering aan een anti-carnavalsavond uit de tijd dat ik zelf nog helemaal niet wist dat zoiets bestond. Ik was een jongetje van acht jaar. Het vervolg op carnaval, de vastentijd, komt ook aan bod. Prachtig om te lezen.
Hans Smedema schrijft: 'Graag wil ik ook een duit in het zakje doen met een een foto van een anti-carnavalsavond in 1957, in de geref. kerk van Treebeek, dat gebouw met een prachtig jeugdhuis en daar bovenop een kerk. Om de inrichting van dat jeugdhuis te bekostigen werd in de jaren ’50 door alle jeugdverenigingen een actie gevoerd onder de naam ‘het nullenplan’ (100, 1000 enz). Daarbij hoorde ook een lied:
want ja het moet
want ja het kan
alles voor het nullenplan
moeder legt haar kwartje neer
vader geeft wat meer
maar ook de cent van kleine Jan
helpt mee voor het nullenplan
Anti-carnavalsavond in het nieuwe jeugdhuis
Het resultaat was een fraai ingericht jeugdhuis met een grote zaal en een podium. Op dat podium zijn destijds de mooiste taferelen ten tonele gebracht. Als ik daar nu op terugkijk, is dat met een zekere trots maar ook een beetje meewarig. Wat waren we blij en gelukkig met wat we toen op de planken brachten en wat voelden we ons rijk, maar indachtig het hier en nu stelde het allemaal niet veel voor. Het was, vergeleken met vandaag de dag, eigenlijk allemaal niks. Wat is er veel veranderd in de tijd. Neem nou die foto van de anti-carnavalsavond van 2 maart 1957, zestig jaar geleden. We speelden liederen uit de bundel ‘kun je nog zingen, zing dan mee’, een muzikaal optreden met vijf mondharmonica’s en een theekist als bas.
Een ingetogen clubje voor een volle zaal. Probeer je zo’n optreden eens voor te stellen in een uitzending van DWDD met Matthijs van Nieuwkerk.
Zeg nou zelf: de wereld is onherkenbaar veranderd. Hoe hebben wij ons daarin staande weten te houden?
Op het podium bespeelt Margje Eshuis van de Hommerterweg in Hoensbroek de bas, een lege theekist van groothandel Bosch, met een stuk touw als snaar. Daarnaast een, net als Margje, lang-gerokte jonge dame, mogelijk Pita Eshuis, broer van Joop Eshuis van het Treebeekplein, met een woodblokje voor de maat. Aandoenlijk om te zien. En dan de vijf mannen met hun mondharmonica’s. Een toonbeeld van overgave en toewijding.
Natuurlijk wilden we ook de blitz maken, want kijk eens hoe dit clubje heette? LES ENFANTS TERRIBLE. Niet te geloven, wat een lef…
Zittend van L. naar R. Kees Smedema uit de Ringstraat in Treebeek en Jan Schraa of ook een Eshuis? Staand van L naar R Hans Smedema uit de Ringstraat, broer van Kees en dan iemand waarvan ik de naam niet meer weet. Daarnaast Gerardus Timmerman uit het Leeuwstuk (een woonwijk tussen Treebeek en Brunssum).
Wat een heerlijke tijd. Wat lief en wat braaf. Wat een rust en wat een vrede, maar ook wat een feest als tegenhanger van het RK carnaval.
Restjes opmaken voor de vasten
Als gereformeerden hadden wij er best begrip voor dat de katholieken de avond voor de vasten de restjes lekkernijen opmaakten, anders moesten ze die weggooien en dat was natuurlijk zonde. En we hadden er ook nog begrip voor dat het later niet alleen de laatste avond voor de vasten zo ging, maar ook de avond daarvóór. Maar toen het niet bleef bij het alleen opmaken van de restjes eten en drinken, maar dat er een heel jaar voor werd gespaard om een paar dagen vóór de vasten eens flink uit de band te kunnen springen, zeiden we als rechtgeaarde calvinisten: dit kan niet, dit gaat te ver! Achteraf denk ik: misschien waren we ook wel een beetje jaloers op de katholieken. Zij durfden wat wij niet mochten. Zij leefden royaal en uitbundig en sprongen zo nu en dan lekker een beetje uit de band en wij leefden heel braaf, sober en ingetogen.
Hoe kwam dat eigenlijk? Wie en wat hield ons tegen?
Als kinderen van de reformatie, met Abraham Kuyper als voorman, namen we het leven serieus en ernstig. Wij leefden in zijn kielzog. Daarom lazen we de Spiegel en niet de Panorama. Daarom gingen we op zondag twee keer naar de kerk en op één avond in de week naar de catechisatie.
‘Rehoboth’ Treebeek. De foto is genomen in 1956 op de trappen van de ingang van het jeugdhuis. |
Oefenen voor het rechte pad
Daarom namen we ook deel aan het rijke verenigingsleven, jongens en meisjes apart, een oefenplaats waarin we werden gevormd en toegerust tot trouwe navolgers van Christus en goede lidmaten van kerk, staat en maatschappij.
De Jongelings Vereniging op Gereformeerde Grondslag (JV op GG) ‘Rehoboth’ in Treebeek was zo’n leerschool. De foto is genomen in 1956 op de trappen van de ingang van het jeugdhuis. Daar staan voor het merendeel allemaal zonen van Friese ouders. Allemaal oorlogskinderen die met zovele anderen hun beste krachten hebben gegeven om Nederland na de bevrijding in 1945 weer te doen herrijzen. Dankbaar voor hun voorgeslacht en hopelijk trots op hun nageslacht. Ik sta helemaal achteraan links, de gebruikelijke plek voor een voorzitter. We hadden alles nog voor ons en nu hebben we het meeste al weer achter ons. Dankzij al die jonge mensen (onze ouders) die aan het begin van de 20e eeuw vanuit Friesland zijn neergestreken in het roomse zuiden en daar gezinnen hebben gesticht, konden wij ons in de toen welvarende mijnstreek ontwikkelen tot goede staatsburgers en trouwe navolgers van Christus.
Er is nóg zo’n leerschoolfoto, niet van de JV maar van de knapenvereniging, de KV, jongens van 12-16 jaar. Dan weten we gelijk hoe oud ongeveer het knaapje was uit het lied ‘knaapje zag een roosje staan’. De knapenvereniging was het voorportaal van de JV. Op de foto tonen de meesten, waaronder ik zelf, ons overgangsdiploma naar de JV. Dat diploma strekte ons tot aanbeveling op de jongelingsvereniging.
Tenslotte was er een derde leerschool en oefenplaats in Zuid-Limburg: de padvinderij.
Het was niet alleen belangrijk om je in geestelijk opzicht te trainen en te ontwikkelen, maar dat gold ook voor je lichaam als tempel van God. Op de foto’s, genomen in Treebeek in 1946, staan veel kinderen van Friese ouders, waaronder mijn oudere broers Hette en Pieter. Allen hebben een pad gezocht en gevonden, hopelijk het rechte pad, om hun leven vorm te geven en in te richten naar de toen geldende normen en waarden.
Het leven in Zuid-Limburg was een serieuze zaak, maar er waren gelukkig ook vele feestelijkheden, zoals de jaarfeesten van de verenigingen en niet te vergeten de anti-carnavalsavond. Het waren allemaal hoogtepunten binnen de veilige muren van de Friese enclaves.
Hulde aan Zuid-Limburg!
Hulde aan Friesland!
Lang leve de Friezen!'